Het wekt geen verbazing meer.
Fiscaliteit is hot, ook in de
mainstream media. Ook vandaag werd opnieuw een stukje gepubliceerd, dit maal door Lars Bové. In zijn artikel hekelt hij
hoe voetbalclubs bepaalde fiscale voordelen krijgen en in hoe unfair dat is
naar andere burgers. Bij wijze van besluit roept Bové op tot een uniformere en
vereenvoudigde belastingwet met zo min mogelijk aantal sluipwegen.
Uiteraard wordt zo’n oproep door
iedereen bejubeld, niet in het minst door mensen die enig zicht hebben op de
(para)fiscale wetgeving in België. Alleen overvalt me dan het gevoel dat het
zeer makkelijk – misschien zelfs goedkoop - is om zo’n oproep te lanceren, althans
voor zover de auteur het nalaat om zelf een zekere richting aan te geven.
Zelfs al zou de kennis van de
auteur niet opperbest zijn, dan nog pleit ik ervoor om een zekere mening in het
stuk mee te geven. Het is namelijk zo dat het neerpennen van slogans waarover
een grote consensus bestaat, ons in de hervormingskwestie niets vooruithelpt. Mijnheer
Bové is gelukkig in dat bedje niet ziek en pleit er - in de luwte - voor de
vigerende gunstregimes te herzien (af te schaffen?).
Indien men naar een
uniformisering van het materiële systeem streeft, lijkt zoiets onvermijdelijk.
Alleen moeten we opletten op die manier niet voorbij te gaan aan de realiteit.
Een uniformisering heeft als onmiskenbaar
voordeel dat het stelsel, tja, uniform is. Maar laat dat nu echter ook het grootste nadeel vormen. Uniformiteit
is iets irreëel. Uniformiteit miskent de economische specificiteit die bepaalde
sectoren typeert. Meer zelfs, uniformiteit staat haaks op de uitbouw van een
rechtvaardig belastingstelsel en impliceert een te weinig gediversifieerde
overheidsinmenging.
Hoewel het paradoxaal klinkt, lijkt
het mij dat vooral de aanhangers van een vrijere gemengde economie grote
voorstander moeten zijn van een aangepast optreden van de fiscale wetgever. Men
moet immers met grote aandrang de vraag stellen of we wensen dat iedere economische actor eenzelfde
bepaald vast percentage van de winst bijdraagt aan de maatschappij, ook als dat
er toe leidt dat een bepaalde groep op langere termijn internationaal
weggeconcureerd wordt.
Zeker wat voetbal betreft, speelt
dit vraagstuk. Verscheidene ploegen hebben het moeilijk om één, de financiële
eindjes aan elkaar te knopen, twee te concurreren met andere Europese clubs die
nog maar weinig kaas hebben gegeten van financial
fairplay.
Wanneer we wensen dat onze
ploegen mee kunnen concurreren op internationaal niveau, gaat het toch niet op
om financieel reeds geplaagde ploegen nog eens van een molensteen rond de nek
te voorzien? Spelers beschikken over een vrij ongebreidelde mobiliteit wat hen
de mogelijkheid biedt makkelijk naar het buitenland te verhuizen voor een hoger
loon. Het behoeft weinig twijfel dat een sterk wijzigend (para)fiscaal optreden
een grote handicap kan vormen voor onze elftallen.
Een fiscaal optreden moet naar
mijn aanvoelen een sterke voeling met de economische realiteit hebben en geen dogmatisch
eindpunt nastreven. Men mag dus ook de hoop koesteren dat de fiscale wetgever dat
idee meeneemt in de hertekening van de ondermingsfiscaliteit. Daarbij moet het
stelsel eenvoudiger en de belastingdruk naar beneden.
Er zullen uiteraard altijd
burgers en ondernemingen te vinden zijn die bepaalde gunstmaatregelen
onrechtvaardig beschouwen. Toch lijkt het mij dat sommigen onder ons zich over
de fetisj van een gelijke
belastingdruk voor elkeen, moeten heenzetten. Wat we als burger wel mogen en moeten
verlangen is dat fiscale gunstregimes uitblinken in transparantie. Fiscale
ongelijkheid hoeft niet per se iets
negatiefs te zijn voor de samenleving wanneer dat ertoe leidt dat bijvoorbeeld
de voetbalwereld kan blijven bestaan, toch?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten