donderdag 22 augustus 2013

Fiscale ongelijkheid: een vloek of een zegen?

Het wekt geen verbazing meer. Fiscaliteit is hot, ook in de mainstream media. Ook vandaag werd opnieuw een stukje gepubliceerd, dit maal door Lars Bové. In zijn artikel hekelt hij hoe voetbalclubs bepaalde fiscale voordelen krijgen en in hoe unfair dat is naar andere burgers. Bij wijze van besluit roept Bové op tot een uniformere en vereenvoudigde belastingwet met zo min mogelijk aantal sluipwegen.

Uiteraard wordt zo’n oproep door iedereen bejubeld, niet in het minst door mensen die enig zicht hebben op de (para)fiscale wetgeving in België. Alleen overvalt me dan het gevoel dat het zeer makkelijk – misschien zelfs goedkoop - is om zo’n oproep te lanceren, althans voor zover de auteur het nalaat om zelf een zekere richting aan te geven.

Zelfs al zou de kennis van de auteur niet opperbest zijn, dan nog pleit ik ervoor om een zekere mening in het stuk mee te geven. Het is namelijk zo dat het neerpennen van slogans waarover een grote consensus bestaat, ons in de hervormingskwestie niets vooruithelpt. Mijnheer Bové is gelukkig in dat bedje niet ziek en pleit er - in de luwte - voor de vigerende gunstregimes te herzien (af te schaffen?).

Indien men naar een uniformisering van het materiële systeem streeft, lijkt zoiets onvermijdelijk. Alleen moeten we opletten op die manier niet voorbij te gaan aan de realiteit.

Een uniformisering heeft als onmiskenbaar voordeel dat het stelsel, tja, uniform is. Maar laat dat nu  echter ook het grootste nadeel vormen. Uniformiteit is iets irreëel. Uniformiteit miskent de economische specificiteit die bepaalde sectoren typeert. Meer zelfs, uniformiteit staat haaks op de uitbouw van een rechtvaardig belastingstelsel en impliceert een te weinig gediversifieerde overheidsinmenging.

Hoewel het paradoxaal klinkt, lijkt het mij dat vooral de aanhangers van een vrijere gemengde economie grote voorstander moeten zijn van een aangepast optreden van de fiscale wetgever. Men moet immers met grote aandrang de vraag stellen of we wensen dat iedere economische actor eenzelfde bepaald vast percentage van de winst bijdraagt aan de maatschappij, ook als dat er toe leidt dat een bepaalde groep op langere termijn internationaal weggeconcureerd wordt.

Zeker wat voetbal betreft, speelt dit vraagstuk. Verscheidene ploegen hebben het moeilijk om één, de financiële eindjes aan elkaar te knopen, twee te concurreren met andere Europese clubs die nog maar weinig kaas hebben gegeten van financial fairplay.  

Wanneer we wensen dat onze ploegen mee kunnen concurreren op internationaal niveau, gaat het toch niet op om financieel reeds geplaagde ploegen nog eens van een molensteen rond de nek te voorzien? Spelers beschikken over een vrij ongebreidelde mobiliteit wat hen de mogelijkheid biedt makkelijk naar het buitenland te verhuizen voor een hoger loon. Het behoeft weinig twijfel dat een sterk wijzigend (para)fiscaal optreden een grote handicap kan vormen voor onze elftallen.

Een fiscaal optreden moet naar mijn aanvoelen een sterke voeling met de economische realiteit hebben en geen dogmatisch eindpunt nastreven. Men mag dus ook de hoop koesteren dat de fiscale wetgever dat idee meeneemt in de hertekening van de ondermingsfiscaliteit. Daarbij moet het stelsel eenvoudiger en de belastingdruk naar beneden.


Er zullen uiteraard altijd burgers en ondernemingen te vinden zijn die bepaalde gunstmaatregelen onrechtvaardig beschouwen. Toch lijkt het mij dat sommigen onder ons zich over de fetisj van een gelijke belastingdruk voor elkeen, moeten heenzetten. Wat we als burger wel mogen en moeten verlangen is dat fiscale gunstregimes uitblinken in transparantie. Fiscale ongelijkheid hoeft niet per se iets negatiefs te zijn voor de samenleving wanneer dat ertoe leidt dat bijvoorbeeld de voetbalwereld kan blijven bestaan, toch?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten