Inleiding: Dit is een paper in het kader van mijn grondige studie economisch recht. Het handelt over de toetreding van de Arco-vennootschappen bij het depositogarantiestelsel. Dit houdt concreet in dat het kapitaal dat aandelen van toegelaten coöperatieve vennootschappen vertegenwoordigen gegarandeerd is. In het werk worden eerste de feiten op een rijtje gezet, vervolgens wordt de argumentatie van de regering onderzocht en ten slotte worden de standpunten van de Raad van State en de Europese Commissie toegelicht.
De Arco-waarborg en het gelijkheidsbeginsel door Alexander C. m.m.v. S. Glas en H. Tilley
1. ACHTERLIGGENDE FEITEN
A. De vennootschapsstructuur
De
groep Arco is opgericht binnen de christelijke werknemersorganisatie ACW en
verdedigt de financieel-economische belangen van haar vennoten, waaronder
800.000 particulieren. De groep neemt de vorm aan van een coöperatieve holding
die drie coöperatieve vennootschappen overkoepelt: Arcofin CVBA, Arcopar CVBA
en Arcoplus CVBA. De twee laatste zijn financieringsvennootschappen, terwijl
Arcofin de investeringsarm is van de groep. De investeringen van de groep
bestaan uit participaties in bepaalde sectoren van algemeen belang en uit een
obligatieportefeuille. De belangrijkste investering (en voor dit werk de relevantste)
is echter de participatie van 13,9% in Dexia NV.
B. Invloed van de crisis
Het uitbreken
van de mondiale financiële crisis liet België niet onberoerd en al vlug kwam
Dexia in de problemen. Toen Dexia zelf geen kredieten meer kon ophalen, moest
ze noodgedwongen verzoeken om Belgische en Franse staatssteun in de vorm van
een kapitaalinjectie en een waarborg op haar verbintenissen. Na een tussenpoos
bleek zelfs dit niet voldoende en in oktober 2011 belandde Dexia na negatieve
berichten weer in een liquiditeitscrisis. De Belgische poot van de groep, Dexia
Bank België, werd daarbij genationaliseerd door de Belgische staat.
Bij het
uitbreken van de financiële crisis begin 2008 noteerde een Dexia aandeel tegen
€15. Een jaar later was dit nog net €3 en momenteel kan men een aandeel tegen
nog geen €0,20 aanschaffen.
De Arco-groep
zag hierbij het overgrote deel van haar investering in rook opgaan. Om tegemoet
te komen aan de zorgen van de vele particuliere vennoten stelde de regering in
oktober 2011, bij Koninklijk Besluit[1],
het stelsel van depositobescherming open voor erkende coöperatieve
vennootschappen. De drie Arco-vennootschappen gingen prompt in op deze
uitnodiging en zijn sindsdien beschermd.
Deze wending
wekte veel verbazing. Het depositobeschermingsstelsel werd immers ingevoerd met
het doel banken te behoeden voor een bank
run, waarbij spaarders in tijden van crisis en paniek plots al hun middelen
afhalen, wat tot een liquiditeitscrisis kan leiden. Later werd dit stelsel ook
uitgebreid tot spaarverzekeringen (tak-21 verzekeringen). Nu konden voor het
eerst ook particuliere vennoten genieten van de depositobescherming.
Met de
vereffening van de Arco-vennootschappen eind vorig jaar werd de
depositobescherming zeer actueel. Het stelsel zal immers de tekorten van de
particuliere vennoten na vereffening moeten opvangen, een verbintenis die
volgens schattingen tot 1 miljard euro kan oplopen.
Het
gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke situaties op dezelfde manier dienen te
worden behandeld en dat verschillende situaties op een verschillende manier
dienen te worden behandeld. Om na te gaan of er sprake is van een ongelijke
behandeling dienen aldus beide situaties onderzocht te worden.
A. Statuten maken ‘Arco-run’ vrij onwaarschijnlijk
Ter
verantwoording van het Koninklijk Besluit, dat het depositobeschermingssysteem
openstelde voor erkende coöperatieve vennootschappen, worden twee belangrijke
argumenten ingeroepen. Het eerste argument wordt als volgt verwoord in het Koninklijk
Besluit: “de ernstige dreiging van een
systemische crisis (...) en de noodzaak om zo snel mogelijk de omvang en de
gevolgen van de huidige crisis op de financiële markten te beperken en het
vertrouwen in het Belgische financiële
stelsel te vrijwaren (...)” De
belangrijkste functie van het depositobeschermingsstelsel is de stabiliteit van
het financiële
stelsel te waarborgen en een zeker vertrouwen te wekken bij de beleggers en
spaarders. Deze stabiliserende functie is dan ook de rechtvaardiging van het
stelsel, namelijk het vermijden van een bank
run.
Het eerste argument komt er op
neer dat het niet beschermen van de Arco-aandelen tot gevolg zou kunnen hebben
dat de Arco-aandeelhouders massaal uittreden wanneer de vennootschap in
financiële moeilijkheden komt. Dit zou op zijn beurt een zeer grote
destabiliserende werking kunnen hebben op het financiële systeem. Deze
stabiliserende functie is echter niet van toepassing in het geval van Arco. De statuten[2]
van de drie Arco-vennootschappen wijken immers af van het suppletieve artikel
367 W. Venn. De statuten van de drie vennootschappen voorzien namelijk dat de
vennootschappen een uittreding en uitbetaling van het kapitaal kunnen weigeren
indien men daardoor een tiende van de aandeelhouders of van het kapitaal zou
verliezen in hetzelfde boekjaar. Ook is een weigering van de uittreding mogelijk
indien daardoor het voortbestaan van de vennootschap in het gevaar wordt
gebracht. Dit is een fundamenteel verschil met bankdeposito’s. Deze laatste
zijn immers ten allen tijde opvraagbaar. Deze afwijking in de statuten maakt
een Arco-run dan ook zo goed als
onwaarschijnlijk.[3]
Paniekuittredingen kunnen immers vermeden worden. De mogelijke stabiliserende
werking kan dan ook bezwaarlijk worden ingeroepen ter rechtvaardiging van de
toelating van de Arco-groep tot het garantiefonds.
B. Arco-beleggers zijn aandeelhouders en geen spaarders
Het tweede argument ter
verantwoording van de toelating van coöperatieve vennootschapen tot de waarborg
luidt als volgt: “De aandelen van
bepaalde erkende coöperatieve vennootschappen hebben in bepaalde gevallen alle
kenmerken van een spaarproduct (...) waardoor het verantwoord is om voor deze
aandelen in een beschermingsregeling te voorzien gelijkwaardig aan deze die
bestaat voor alternatieve spaarproducten, met name de bankdeposito’s en de
verzekeringen tak 21.”
Het tweede argument is, met
andere woorden, dat bankdeposito’s, tak 21-verzekeringen en Arco-aandelen
dezelfde kenmerken hebben waardoor eenzelfde behandeling zich opdringt. De
kenmerken waarvan sprake is, zijn de periodiciteit van de inkomsten en het
verzekeren van de terugbetaling binnen bepaalde grenzen. Dit laatste kenmerk
staat echter op gespannen voet met de juridische definitie van een aandeel.
Wanneer men de gelijkheid enkel
baseert op deze twee kenmerken kan men de vraag stellen of nog andere zaken aan
deze twee criteria voldoen. We kunnen bijvoorbeeld denken aan obligaties, aandelen
in aandelen-/obligatiefondsen die een minimumkapitaal garanderen,
pensioenfondsen en particulieren met een effectenrekening. Deze zaken genieten echter
géén kapitaalwaarborg van de overheid, waardoor er sprake is van een ongeoorloofde
discriminatie.
We kunnen dan ook besluiten dat
Arco-aandeelhouders geen spaarders zijn maar wel aandeelhouders van een op
winstmaximalisatie gerichte onderneming. Het feit dat het spaar-aspect zwaar
wordt uitgespeeld bij het aan de man brengen van de aandelen impliceert nog
niet dat het juridisch een spaarproduct is.
Aandeelhouders van het ‘goede huisvader
aandeel’ Fortis hebben hun verlies moeten slikken. Alle andere aandeelhouders
van Dexia, zowel direct als indirect, hebben hun verlies moeten slikken. Alle
andere aandeelhouders en obligatiehouders in alle segmenten van de economie
laten we verliezen slikken, ook al hebben deze een conjuncturele oorzaak. Het
vrijwaren van het verlies van de Arco-aandeelhouders door het misbruiken van
het depositobeschermingsstelsel zorgt dan ook terecht voor verontwaardiging en
doorstaat de toets van de artikelen 10 en 11 van de grondwet niet.
A. Procedure voor de Raad van State
Dat de
overheidswaarborg voor de Arco-groep op gespannen voet staat met het
gelijkheidsbeginsel, vond ook de Vlaamse Federatie voor Beleggers (hierna:
VFB). Zij startte een rechtsprocedure bij de Raad van State tegen het
Koninklijk Besluit dat de bescherming regelt van de coöperanten van Arco. Een
uitspraak van de Raad van State wordt verwacht tegen eind 2013, begin 2014.[4] De
Raad van State dient de wettelijkheid van de waarborgregeling te onderzoeken.
De VFB is van oordeel dat er sprake is van minstens drie onwettigheden. Zo is
zij onder andere van mening dat de garantieregeling een discriminatoir
onderscheid maakt tussen, enerzijds, de aandeelhouders in de Arco-groep die van
de garantie zullen genieten en, anderzijds, alle ander private aandeelhouders
van Dexia, die niet van de garantie zullen genieten. In tegenstelling tot de
gewone aandeelhouders genieten de leden van de vakbond immers een
voorkeursbehandeling omdat zij “arme spaarders” zouden zijn en geen “speculanten”.
Het VFB daarentegen is van mening dat alle aandeelhouders en beleggers gelijk
behandeld en beschermd dienen te worden. Immers, ook een belegging in Arco was
een belegging in risicokapitaal. Dit ongeacht welke misleidende informatie men
omtrent de veiligheid en zekerheid van de belegging had verspreid.
De VFB wil met
haar actie het verworven voordeel van de aandeelhouders van Arco niet ontnemen.
Noch wil zij dat alle aandeelhouders van Dexia automatisch hetzelfde voordeel
verkrijgen. Wel streeft zij naar een verzoening tussen, enerzijds, de belofte
aan de Arco-aandeelhouders en, anderzijds, de belangen van alle andere
aandeelhouders. Over de wijze waarop de gelijkheid tussen de aandeelhouders
dient te worden hersteld, doet de VFB geen uitspraak. Wegens de lange duur van
de procedure voor de Raad van State beschikt men over voldoende tijd om te
onderhandelen over een oplossing. Arco zelf heeft al publiekelijk verklaard
open te staan voor onderhandelingen.
B. Europese verontwaardiging
B. Europese verontwaardiging
De toetreding
van Arco tot het garantiefonds lokte niet enkel verontwaardiging in het
binnenland uit, maar trok ook de aandacht van Europa. Meer bepaald stuurde de Eurocommissaris
voor Concurrentie, Joaquin Almunia, op 4 april 2012 een brief naar de Belgische
overheid waarin hij, in naam van de Commissie, zijn verontwaardiging uitte over
de steun aan Arco.
De Commissie
vindt de waarborgregeling ‘niet geschikt, niet noodzakelijk en niet
proportioneel’. Er wordt met andere woorden geen spaander heel gelaten van de
beschermingsregeling. Zo wordt onder andere opgemerkt dat Arco nauwelijks heeft
bijgedragen tot het beschermingsfonds en dat het werd toegelaten tot het
stelsel toen het al insolvabel was[5]. Het
lijkt er met andere woorden op dat er slechts een verzekering werd afgesloten
nadat het onheil al was geschied. De Commissie twijfelt dan ook aan de
‘proportionaliteit’ van de steun.
De doorn in het
oog van de Commissie is echter de mogelijke marktverstorende werking van de
steun. De steun zou immers kunnen leiden tot een scheeftrekking van de
concurrentie omdat coöperatieve banken door deze waarborg eenvoudiger kapitaal
kunnen aantrekken of behouden dan andere banken. Aangezien andere aanbieders
van beleggingsproducten geen dergelijke waarborg hebben, is het voor beleggers immers
minder aantrekkelijk om bij hen te beleggen. Ook hier schuilt er aldus een
ongelijkheid in de beschermingsregeling.
De Commissie is
dan ook een onderzoek gestart om te onderzoeken of de beschermingsregeling al
dan niet een verboden vorm van staatssteun uitmaakt. [6]
Aan de Belgische
Regering werd een maand de tijd gegeven om te reageren op de brief. Mininster
van Finäncien, Steven Vanackere, liet alvast verstaan dat hij de brief van de
Europees Commissaris en de waarborgregeling zelf eerst grondig ging bestuderen
om pas later, met voldoende kennis van zaken, te reageren.
Het is
onduidelijk hoe de Regering zal reageren. Er lijken alvast twee opties te
bestaan. Een eerste mogelijkheid is dat ze de visie van de Commissie volgt en
dat ze aldus - met het oog op de bescherming van de Belgische belastingbetaler
en het bewaren van de gelijkheid tussen beleggers - terug komt op de coöperantenbescherming.
Een andere mogelijkheid is dat ze de argumenten van de Eurocommissaris Almunia wegwuift.
Deze laatste optie lijkt het meest waarschijnlijk gezien de talrijke
vertegenwoordiging van het ACW in de regering Di Rupo I. Een keuze voor de
laatste optie zou echter betreurenswaardig zijn daar het alleen maar het
vermoeden lijkt te bevestigen dat sommige beleggers dan toch meer gelijk zijn
dan andere beleggers.
4. BESLUIT
Concluderend
kunnen we stellen dat er in het toelaten van de Arco-groep tot het deposito-waarborgfonds
een fundamentele ongelijkheid schuilt. Het argument dat deze toelating een
stabiliserende functie heeft, heeft ons – gelet op de statuten van de
Arco-vennootschappen – niet kunnen overtuigen. Ook het tweede argument dat
stelt dat de Arco-beleggers als arme spaarders dienen te worden aanzien, kon
ons niet overtuigen. Het valt niet te motiveren dat sommige beleggers wel
kunnen schuilen onder de paraplu van vadertje staat en anderen niet. We volgen
dan ook de kritiek die uit binnenlandse én buitenlandse hoek waait.
[1] Koninklijk besluit van 10 oktober
2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot
uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering
van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie
voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de
financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito’s en de
levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002
betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
houdende de uitbreiding van de beschermingsregeling tot het kapitaal van
erkende coöperatieve vennootschappen, B.S.
12 oktober 2011.
[2] Zo stipuleert artikel 10 van de
statuten van Arcoplus: “ (…) De uittreding mag evenwel worden geweigerd als
door de uittreding meer dan 1/10 van de vennoten of meer dan 1/10 van het
geplaatst kapitaal in de loop van het zelfde boekjaar zou wegvallen, als het
kapitaal van de vennootschap daardoor zou worden teruggebracht tot een bedrag
dat lager is dan het vast gedeelte van het kapitaal zoals vastgesteld door
artikel 5 van onderhavige statuten, als daardoor het getal der vennoten zou
worden herleid tot minder dan drie of als zij de vereffening van de
vennootschap tot gevolg zou hebben of het bestaan ervan in het gedrang zou
brengen (…)”. Beschikbaar op http://www.groeparco.be/website/groeparco/assets/files/arcoplus/statuten_arcoplus.pdf (geraadpleegd op 1 mei 2012).
[3] k. Van
Geyt, “Arcowaarborg
botst op grenzen depositobescherming”, Juristenkrant 25 januari 2012, 10-11.
[4] k.
Van Geyt, “Arcowaarborg botst op grenzen depositobescherming”,
Juristenkrant 25 januari 2012, 10.
[5] Arco sloot pas op 13 oktober 2011
aan bij het Belgische beschermingssysteem. Op dat moment was het al duidelijk
dat het faliekant zou aflopen met Dexia.
[6]
Persmededeling IP/12/347, State aid: Commission opens in-depth investigation
into a Belgian protection scheme for shareholders of financial cooperatives,
Brussel, 3 april 2012, http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/12/347&aged=0&
(geraadpleegd op 30 april 2012).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten