De voorbije dagen woedde er een
polemiek over racisme in de maatschappij, met als kers op de taart de uitspraak dat 1 op drie Vlamingen racistisch zou zijn. Hetgeen mij in deze discussie opvalt,
is dat ze niet veel verder reikt dan het formuleren van verontwaardiging en
intolerantie voor extreme uitingen van intolerantie. De assumptie makend dat
veel mensen zijn zoals mij, namelijk zoogdieren die hun weg zoeken op deze
planeet, had ik graag mijn inzichten omtrent dit onderwerp gedeeld.
Hoewel dit niet strookt met ons
superioriteitsgevoel, moeten we de realiteit erkennen dat we allemaal dieren
zijn. We zijn echter niet zomaar dieren, we zijn mensen. Desalniettemin blijven
we dieren die de realiteit verwerken. Dit gebeurt door ons brein. Maar “het
brein” bestaat eigenlijk niet. Het is een samenraapsel van onze verschillende
breinen, zijnde het “reptielenbrein”, het “zoogdierenbrein” en onze prefrontale
cortex. Eenvoudig kunnen we stellen dat het “reptielenbrein” instaat voor de
basale levensprocessen zoals ademhaling en bloeddruk. Het “zoogdierenbrein”
wordt vaak aangeduid als emotioneel centrum en de prefrontale cortex als de
ratio.
Ik voel vaak een emotionele
spanning wanneer ik word geconfronteerd met een onbekende gekleurde medemens. Ik
kan dit verstoppen onder de mantel der politieke correctheid en deze emoties
ontkennen, maar hierdoor zijn ze natuurlijk niet verdwenen. Het feit dat ik
deze emoties voel, geeft volgens velen hen het recht mij racistisch te noemen. Zij
praten mij een moreel schuldgevoel aan, omdat ik nog maar deze interne spanning
durf voelen. Zij die mijn negatieve emoties over gekleurde medemensen wensen te
neutraliseren door nog negatievere schuldgevoelens op te wekken, zijn bij mij
aan het verkeerde adres.
Ten eerste is er het feit dat ik
niet veel aan mijn emoties kan veranderen. Ze zijn ontstaan door mijn
persoonlijke geschiedenis, namelijk een disproportioneel groot aandeel van
negatieve ervaringen met gekleurde medemensen. Hierdoor associeert mijn
zoogdierenbrein gekleurde medemensen met problemen, hetgeen een interne
affectieve spanning oproept wanneer ik hen tegenkom. Eenzelfde emotionele
spanning wordt ook gevoeld wanneer ik bijvoorbeeld luidruchtige dronken al dan
niet blanke medemensen passeer. Dit is spontane patroonvorming, een proces waar
ik weinig vat op heb.
Vervolgens is er de observatie
dat ik wel controle kan uitoefenen op de betekenis van dergelijke emotionele
spanning, hetgeen ondergetekende ook doet. Mijn prefrontale cortex begrijpt dat
mijn zoogdierenbrein een attributiefout maakt. Mijn zoogdierenbrein koppelt
namelijk het negatieve gedrag aan uiterlijke kenmerken, vaak de huidskleur
aangezien dit sterk opvalt. Deze associatie, hoewel begrijpelijk vanuit
evolutionair perspectief, is ferm kort door de bocht. De patroonvorming van
mijn zoogdierenbrein, moet overruled
worden door mijn prefrontale cortex omwille van het simpele feit dat mijn ratio
het beter weet.
Mijn ratio weet dat de negatieve
ervaringen niets te maken hebben met het ras van de desbetreffende persoon,
maar wel met zijn ingesteldheid. Hoe aantrekkelijk de simplificatie van het
zoogdierenbrein ook lijkt, de nuance van de prefrontale cortex is essentieel om
de mensheid te zien zoals hij is, zijnde een collectie van bewuste wezens met
hun individuele verwerking van de realiteit. De verwerking van de realiteit door
bepaalde individuen mag niet gegeneraliseerd worden tot die van een
bevolkingsgroep. Dergelijke generalisatie doet afbreuk aan de variëteit die
inherent is aan iedere diersoort, hetgeen een vervalsing van de realiteit
inhoudt.
Echter, mijn emoties ontkennen
omwille van de politieke correctheid, houdt net hetgeen in waar ik zo tegen
gekant ben, namelijk een vervalsing van de realiteit. Ze zijn er, of ik ze nu
wil voelen of niet. Wat ik wel kies, is de betekenis die ik eraan toeschrijf. De
betekenis die ik heb toegeschreven aan deze emoties, is het feit dat ik een
“culturist” ben en dat mijn zoogdierenbrein bepaalde verkeerde associaties
heeft met specifieke signalen die ik uit mijn omgeving opvang.
De term “culturist” is geboren uit
het feit dat ik niets tegen bepaalde rassen heb, maar dat ik wel intolerant ben
voor bepaalde als achterlijk te bestempelen opvattingen die mensen in de
verwerking van hun realiteit hanteren. De soort opvattingen waarover ik het heb
zijn bijvoorbeeld zinloos geweld, marginalisering van eender welke
bevolkingsgroep, ongelijke positie van man en vrouw, je druk maken in zaken die
niet ten koste gaan van je individuele leven zoals homofobie.
Ik ben dan ook geen racist, want
mijn prefrontale cortex attribueert ieder gesteld gedrag aan de eigenheid van
de desbetreffende persoon, zijnde zijn geheel van opvattingen over de wereld en
het gedrag dat daaruit voortkomt. Wanneer ik mensen dan ook aanspreek op hun
gedrag omdat ik niet akkoord ben met hun, volgens mij absurde, verwerking van
de realiteit, dan maakt dit mij geen racist, maar wel een bewustzijn die een
poging onderneemt om de wereld een betere plek te maken voor iedereen.