Voor de gelukkige martelaren.
Sommigen onder jullie die het
vorige blogbericht[1] lazen
zullen waarschijnlijk iets zoals het volgende gedacht hebben: “Wat voor een zot
egoïstische, rationele klootzak is
die Alexander toch. Man man, gelukkig dat ik niet zo ben. Ik geef graag aan
mensen, want dat geeft mij een goed gevoel!
We moeten aan andere mensen geven, want we zijn hier allemaal op deze planeet
en we moeten solidair zijn met iedereen!
Alexander, hoe durf je dat nog maar denken? Jij onmens!”
Kwestie van dat dit soort mensen
mij goed verstaan: “Ja, ik ben egoïstisch en ik schaam mij daar niet voor. Nee,
dat maakt mij geen onmens. Als er al sprake moet zijn van een onmens, dan zijn
jullie het wel.” Dat had je niet verwacht hé? Lees even verder, want ik wil
oprecht hebben dat ik niet verkeerd begrepen worden.
Egoïsme
Het fundament van mijn egoïsme is
de observatie dat alles relatief is. In het licht van het einde van je eigen
leven, de mensheid en het universum, is iedere beoordelingsmaatstaf om het
juiste van het foute te onderscheiden arbitrair gekozen, inclusief het beoordelingskader
dat ik voorstel. In het aanzicht van de grote leegte, is er geen juiste of
foute invulling van het leven. Er is maar één iemand die de beoordeling kan
maken of je een juist al dan niet fout leven hebt geleid, en dat is jouw
toekomstige ik op je sterfbed. En wat is het oordeel van die rechters over wat
ze juist en fout in hun leven hebben gedaan? “1. Ik wou dat ik de moed had
gehad om een leven te leiden waarbij ik trouw was gebleven aan mezelf, in
plaats van te leven volgens de verwachting van anderen.”[2]
Sta daar alsjeblieft eens even bij stil. Mensen hebben, in het aanzicht van het
einde van hun bewustzijn, het meeste spijt van het feit dat ze hebben gekozen
om te voldoen aan de verwachtingen van anderen in plaats van te streven naar
het vinden en invullen van hun eigen levensverlangens. Verbeeld je even dat je
op je sterfbed ligt en stel jezelf de volgende twee vragen: “Welke mensen wil
ik rondom mij hebben in mijn laatste uren leven? Van welke keuzes heb ik spijt?”
Mijn antwoord over de mensen: “Ik
wil de handelaren rondom mij die het jammer vinden dat er geen handelstransacties meer
zullen kunnen plaatsvinden. Ik wil niet de plunderaars die het
spijtig vinden dat ze een volgend slachtoffer zullen moeten vinden waaraan ze hun karretje kunnen
vasthaken. In de laatste uren wil ik diegene bij mij hebben die waarde
betaald hebben voor de waarde die ik hen heb gegeven.”
Mijn antwoord op de verkeerde
keuzes: “Ik zal spijt hebben van de keuzes waarbij ik de handelsvoorwaarden heb
geschonden of mij heb laten plunderen. Ik zal geen spijt hebben van de
weigering om handel te drijven onder geluksvernietigende contractuele
voorwaarden. Ik heb maar één moreel doel in mijn leven, en dat is mezelf zo
gelukkig mogelijk maken. Net zoals materiële welvaart, kan gelukswelvaart enkel
bereikt worden door transacties te sluiten waaruit winst gehaald wordt. Gelet
op het feit dat ik zelf verantwoordelijk ben voor mijn geluk, moet ik zelf op
zoek gaan naar gunstige handelsvoorwaarden, hetgeen impliceert dat ik aan
mezelf moet denken wanneer ik in interactie treedt met mijn soortgenoten.”
In mijn woordenboek staat egoïsme
dan ook gelijk met een keuze om zoveel mogelijk te halen uit mijn eigen leven.
Ik kies voor mezelf en ik heb het recht om voor mezelf te kiezen, want ik besta
en ik moet enkel in functie van mezelf leven, want het is ik die ga oordelen
over mijn leven op mijn sterfbed. Eigenlijk is het zelfs een plicht, want als
geluk bereiken de zin van het leven is, dan is iedere gestelde actie die dit
doel tegenwerkt eigenlijk een beetje zelfmoord plegen. Niets, maar dan ook
werkelijk niets in de hele wereld heeft het recht om te eisen van een mens dat
hij zichzelf vermoordt, ook al is dat in functie van het geluk van zijn
medemens.
Leuk gevoel
Het tijdelijke positieve gevoel
dat de martelaar verkrijgt omdat de negatieve emotionele realiteit ophoudt te
bestaan doordat de medemens waarvoor hij empathie voelt hem heeft kunnen
plunderen, is niets in vergelijking met de geluksdestructie die het geplunderd
worden teweeg heeft gebracht.
Jij hebt waarde gegeven en het
enige wat je in ruil hebt gekregen is het feit dat een negatieve situatie gestopt
is. Dit is geen betaling. Dit is geen waarde. Je hebt recht op neutrale
situaties, voor positieve dien je te werken en negatieve zijn onrecht als
jijzelf er niet de oorzaak van bent. De transactie heeft dus verlies opgeleverd,
want jij hebt een positieve situatie gecreëerd voor de tegenpartij waarvoor je
in ruil het stoppen van een negatieve situatie, door de tegenpartij zelf gecreëerd,
hebt gekregen.
De afwezigheid van zelfwaarde,
zelfvertrouwen en allerhande soortgelijke gevoelens zijn voor een stuk door dit
proces te verklaren. Immers, onze eigen identiteit bouwen we doorheen ons leven
op door in interactie te staan met andere mensen en als zij geen waarde
teruggeven voor je beste streven om waarde te creëren, hoe waardeer je dan de
waardebron? Als niet waardevol. Als het zoeken naar waarde voor waarde, wordt
gepercipieerd als immoreel, als onmenselijk, hoe zie je jezelf dan? Als een
onmens vanaf je er nog maar aan denkt dat je eigenlijk wel graag wilt leven.
Solidariteit
Impliceert dit dat Alexander
nooit altruïstisch is? Heel zeker niet. Ik ben altruïstisch, maar ik doe dit
ook vanuit een egoïstisch oogpunt. Gelet op het feit dat het mijn leven is,
mijn tijd, mijn energie en mijn materiele goederen, wil ik enkel geven aan zij
die het verdienen. Ik geef omdat ik om de mens in kwestie geef. Ik geef omdat
ik mijn empathie-knop inschakel bij de mensen die het verdienen, namelijk bij
de handelaren die waarde voor waarde geven. Dat soort mensen krijgen waarde van
mij zonder dat ik ipso facto waarde
moet terugkrijgen, want dat soort mensen bewonder ik. Van dat soort mensen
krijg ik sowieso op een later tijdstip waarde terug, want hoe waardevoller ik
word voor hen, hoe meer moeite zij ook zullen doen om waardevol te zijn voor mij.
Echter, ik weiger om dit te doen
als ik vermoed dat de persoon in kwestie een plunderaar is, want bij deze zal
ik louter moeten geven, bij deze zet ik mijn knop af, met zo’n mensen weiger ik
handel te drijven. Deze soort mensen moeten tegengehouden worden aan de
perimeter van je leven, zowel in de fysieke realiteit als op emotioneel vlak. Er
zijn voldoende mensen op de planeet, er zijn voldoende aanbiedingen in de markt
dat ik geen handel hoef te drijven met dieven.
Onmens
Martelaren die toch willen geven
aan plunderaars, zijn ofwel de grootste masochisten in de wereld of zijn zo
levensmoe dat ze het de moeite niet waard vinden om waarde te eisen voor de
waarde die ze zelf geven. Als leven draait rond persoonlijke geluksaccumulatie,
dan zijn deze soort martelaren eigenlijk de onmensen. Ik noem hen onmens, niet
omdat ik ze verderfelijk vind, maar wel omdat ze er niet in slagen om het
hoogste morele doel in een mensenleven te verwezenlijken: persoonlijk geluk. Ze
zijn zo gefocust op het geluk van andere mensen, zo op zoek naar het tijdelijk
verlichten van de negatieve emotionele realiteit veroorzaakt doordat hun
empathie-knop volledig op “aan” staat, zo op zoek naar de appreciatie van de plunderaar
om hun zelfwaarde op te krikken, dat ze eigenlijk al lang dood zijn voordat ze
het sterfbed bereiken. Nooit aan jezelf denken wordt gezien als het hoogste
morele goed door de maatschappij, maar waar leidt het toe? Kijk gewoon eens
rondom je en naar je eigen leven, en opeens weet je dat het antwoord al jaren
naar je zit te staren.
Volgend bericht: Waarom maken we onszelf zo ongelukkig
en hoe implementeer je deze houding tot persoonlijke geluksmaximalisatie in je dagdagelijks leven?
Beste Alexander, alvorens ik enkele inhoudelijke bedenkingen bij je tekst formuleer alvast deze 2 bedenkingen vooraf. Ten eerste vind ik wat je naar voor schuift zeker niet bij voorbaat moreel verwerpelijk en al helemaal niet in die mate dat ik het op één of andere manier als valide bewijsmateriaal zou beschouwen om u als persoon te be- of vooral toch te veroordelen. In de geschiedenis van het denken hebben de ogenschijnlijk mooiste idealen niet zelden hoogst bedenkelijke effecten gehad, terwijl verketterde denkers die ogenschijnlijk waanzinnige principes preekten daarbij ten gronde al wel eens nobele drijfveren gehad hebben. Ten tweede voor wat mijzelf betreft: mijn insteek is voornamelijk filosofisch. Dat is voor alle duidelijkheid op geen enkele wijze een betere of intelligentere benadering, maar het lijkt mij gewoon intellectueel eerlijk met de kaarten open op tafel te spelen.
BeantwoordenVerwijderenWat mij in je eerste blogpost over dit onderwerp heeft aangesproken is de boeiende en volgens mij terechte bemerking uit je openingsparagraaf dat rationele beslissingen tegelijkertijd ook moreel goede beslissingen (kunnen) zijn. Die gedachte roept immers vrijwel onmiddellijk zowat de essentie op van de ethische theorie van Immanuel Kant, een filosoof waarvoor ik een bijzondere bewondering koester. Vaak wordt Kants ethisch theorie, die zich kristalliseert in de zogenaamde categorische imperatief, opgevat als een bijzonder stringente en rigoureuze plichtsethiek waarin termen als ‘plicht’ en ‘wet’ (wel: ‘maxime’ als wetgevend principe dat het handelen leidt) de centrale rol spelen. Wat jammerlijk vaak over het hoofd wordt gezien is dat je bij Kant een theorie krijgt waarin rationeel handelen, moreel handelen en de menselijke vrijheid vrijwel synoniem met mekaar worden. De grote opdracht voor de mens bestaat er volgens Kant namelijk in dat hij zich in zijn ethisch handelen bevrijdt van zijn ‘Trieben’ (al naar gelang je smaak: driften, neigingen, drijfveren) die hem telkens weer verleiden om niet te handelen volgens die principes die hij vanuit een rationeel standpunt zeer behartenswaardig zou noemen. Door toe te geven aan al te gevoelsmatige wegwijzers dwaalt de mens volgens Kant keer op keer van het pad dat hem naar zijn echte vrijheid zou kunnen leiden. Echt veel hoop had de goeie man er ook niet op: in ‘Die Religion innerhalb der Grenzen der bloße Vernunft’ besluit hij onomwonden ‘de mens is van nature slecht’, lees: kan z’n ‘Trieben’ niet weerstaan.
Wat me, vanuit mijn achtergrond ongetwijfeld, dan opvalt is hoe vervolgens vrij snel – wellicht daar waar je de homo economicus ter sprake brengt – een veeleer utilitaristische ethiek de ondertoon van je betoog lijkt te gaan worden. Dat is in die mate opvallend dat het utilitarisme – nutscalculus, geluksmaximalisatie, … - zich althans op principieel vlak moeilijk met Kants ethiek laat samen denken. Een cruciaal toetsingspunt voor Kant is immers telkens weer de veralgemeenbaarheid van je handelen, kan je willen dat eenieder in gelijkaardige omstandigheden zo zou handelen als jij doet of niet? Waar ‘the greatest happiness of the greatest number’ op het spel staat kan je, met andere woorden, tot principes komen waarvan je daarom nog niet zonder meer redelijkerwijze zou kunnen willen dat ze tot algemene handelingswet zouden worden. In de verdere uitwerking van je tekst zie ik overigens een ietwat opportunistische homo economicus naar voor treden die zich liefst niet te veel door de Christelijke ‘Sklavenmoral’ laat leiden – verwoordingen die dan weer eens Machiavelli (bij wie je strikt genomen wel geen ethische theorie zal vinden), dan weer eens Nietzsche in herinnering roepen. Geen van beiden zijn een belediging in mijn ogen. Maar ik was wel benieuwd hoe je die soms met mekaar wringende tendensen zou trachten te rijmen.
/1
Filosofie is de studie van wat intelligente mensen voor mij hebben gezegd, . Het feit dat dit blogbericht een filosofische analyse aankan is mijn inziens eerder een compliment dan iets anders. Hetgeen ik preliminair wil herhalen, is dat ieder moreel kader willekeurig gekozen is, inclusief het mijne, waardoor je mag kiezen. Het leven bestaat uit keuzes en moraliteit is één van hen.
VerwijderenVoor alle duidelijkheid, dit is niet mijn volledig moreel kader is. Het was eerder naar aanleiding van opmerkingen dat ik emotieloos ben dat ik dit bericht heb geschreven, hetgeen ook onmiddellijk de verschijning van Alexander in het verhaal verklaart. Het was eerder een stijlfiguur die paste bij het doel dat ik wou bereiken. Ik kan alles ook heel erg droog schrijven, maar ik denk dat een blog dan het verkeerde medium is. Ik vermoed wel wanneer ik een paar maand heb geschreven op basis van dit moreel kader, dat ik alles herwerk naar een serieuze versie en een boek schrijf.
Ik volg Kant inderdaad in de observatie dat er vaak een discrepantie bestaat tussen wat mensen willen op basis van een rationele analyse en het uiteindelijk gestelde gedrag. Hij verklaart het door ‘Trieben’. De fout aan dit concept mijn inziens is dat hij over het hoofd ziet hoe deze discrepantie ontstaat. Hij stelt: Emotionele wegwijzers => Dwalen van wat hij echt wilt. Ik vind: Verkeerde emotionele wegwijzers => dwalen wat hij echt wilt. Wederom zit de betekenis van deze uitspraak in het concept van wat ik juist en verkeerd vind, hetgeen ik binnenkort ook zal uitleggen.
Ik benader inderdaad moraliteit vanuit een nutsperspectief, hetgeen te verklaren valt door mijn achtergrond als jurist. Een slechte juridische regel is een regel die de ratio legis van de wet tegenwerkt. Dit pas ik dan toe op moraliteit. Als een morele regel de finaliteit van persoonlijk geluksaccumulatie tegenwerkt, dan is het mijn inziens een slechte morele regel.
De veralgemeenbaarheid van Kant geldt nog altijd in mijn moraliteit. Ik veralgemeen het morele principe van persoonlijke geluksmaximalisatie, maar de concrete invulling ervan verschilt voor ieder individu. Hetgeen een plunderaar gelukkig maakt is niet hetzelfde als hetgeen een handelaar gelukkig maakt. Maar voor beide blijft het principe gelden dat de toetssteen van hun gedrag, hun persoonlijk geluk is. Dit is ook logisch, want de invulling van het concept geluk is strikt persoonlijk. Het enige wat ik kan doe als ‘denker’ voor mijn medemens, is in abstracte termen de houding uitleggen die tot geluk kan leiden voor de meeste mensen, waarbij het handelaarsconcept dan centraal staat en hen erop wijzen dat het uithangen van de martelaar niet ipso facto naar geluk leidt.
Deze gedachtegang doet mij inderdaad ook veel denken aan Nietzsche zijn slavenmoraal. Maar ik zie om eerlijk te zijn niet de tendensen die zouden wringen met mekaar. Als je dit laatste punt nog een zou willen duidelijk maken, dan kan ik misschien concreter antwoorden.
PS: Als ik domme dingen zeg, laat het mij aub weten, want het is al jaren geleden dat ik nog eens een filosofieboek heb open gedaan...
Een eerste iets dat me wat opvalt bij het lezen van je tweede bijdrage is dat er min of meer plots een zekere ‘Alexander’ binnenstapt, dat de meer reflecterende toon van je eerste stuk wat ruimte lijkt te maken voor iets dat schijnbaar eerder het schema van een (auto-) apologie volgt. Er is uiteraard niets mis met het hebben van een eigen mening en het verkondigen daarvan – alle grote namen die ik de revue al liet passeren deden uiteraard niets anders -, een dergelijke verandering van toon doet bij mij wel onmiddellijk de vraag rijzen of ik de neerslag van een rationele reflectie (ons uitgangspunt in je eerste paragraaf) ga lezen, dan wel een wat met argumenten aangeklede louter subjectivistische visie. Hoewel er met dat laatste au fond niets mis hoeft te zijn, lijdt zoiets natuurlijk altijd wel wat onder feit dat ik me er verder eenvoudigweg vanaf kan maken door te stellen dat ik één en ander anders voel, quod non.
BeantwoordenVerwijderenWat ik alvast waardeer is de beknopte maar volgens mij wel pertinente en terechte schets die je maakt van onze morele tijdsgeest: die bevindt zich inderdaad zeer waarschijnlijk in een grote leegte die ons nog maar weinig oriëntatie laat. En die leegte is bijzonder fundamenteel geworden: ook Kant deed een bijzonder lovenswaardige inspanning om al in de late 18e eeuw God buiten z’n ethiek te laten – sterker zelfs: de religie op te leggen zich ernaar in te binden, cfr. de titel van het hoger geciteerde werk. Maar in de verdere uitwerking komt diezelfde God, zij het op een zeer specifieke, onkenbare en weinig leidraad biedende wijze, toch nog langs de achterdeur binnengeglipt. Kants rigoureuze eisen dwongen hem immers de vraag te stellen wat toch nog de zin zou mogen wezen van ethisch handelen, als dat al te vaak zonder het gewenste effect in de wereld zou blijven en enkel een God die na het leven alsnog het handelen zou kunnen rechtvaardigen kon hem daar wat bij helpen. Het weze duidelijk dat een nobele poging van een 18e eeuws piëtist ons op vandaag geen bevredigend antwoord ter zake meer kan bieden.
Na de kort opmeting van die tabula rasa ga je naar mijn aanvoelen, braaf in de voetsporen van onze vriend René Descartes, toch op zoek naar een houvast die je meent te vinden in het sterfbedoordeel. Zelf vind ik dat om een aantal redenen die zowel van principiële als van praktische aard zijn niet noodzakelijkerwijze het meest vruchtbare standpunt: waarom zou toch enkel de aanschijn van de dood ons tot waarachtig zelfoordelen kunnen inspireren, als we ons leven lang doorbrengen in haar schaduw? In die zin stel ik je graag een naar mijn aanvoelen mogelijks interessantere gedachte-experiment voor, die van Nietzsche eeuwige wederkeer. De tekst kan je vlot online vinden: het gaat om aforisme 341 uit ‘Die fröhliche Wissenschaft’ (in het Engels doorgaans ‘The gay science’). De voorliggende vraag is niet het uitspreken van een oordeel over je leven vanuit het perspectief van één enkel specifiek moment, maar de vraag of je de last wil torsen om je leven zoals het was en is in zijn totaliteit eindeloos opnieuw te dragen – merk op dat Nietzsche zijn vraagstuk zelf ‘Het grootste zwaargewicht’ noemt, waaruit zijn betrokkenheid op het tragische van het leven duidelijk naar voor komt.
/2
Over de stijlfiguur van “Alexander” verwijs ik naar mijn bovenstaand antwoord. Alles wat ik zeg heeft een objectieve ondergrond, ook al komt deze niet onmiddellijk aan bod in deze bijdrage. Het is een blogpost, (nog) geen boek.
VerwijderenJe mag getroost zijn, ik zal nooit het concept van God gebruiken om mijn moraliteit uit te werken, want ik ben een atheïst.
Het sterfbedoordeel is voor mij trouwens geen houvast. Het was gewoon de start van mijn reflectie over mijn eigen leven en moraliteit in het algemeen. Bovendien denk ik dat het een makkelijke manier is om mensen uit de waan van de dag te trekken door dit gedachtenexperiment te gebruiken. Om hetzelfde te bereiken op een objectieve manier, zou ik te veel hebben moeten schrijven en dus geen ruimte meer hebben om de andere dingen te zeggen die ik wou zeggen. Wederom beloof ik wel dat wat dan wel mijn houvast is, uit te leggen.
Het gedachtenexperiment van de eeuwige wederkeer doe ik liever niet, aangezien hindsight hier te veel speelt in vergelijking met het sterfbedoordeel en aangezien je enkel mag oordelen over de totaliteit, is het niet echt bruikbaar om het juiste van het foute op dagdagelijkse basis te onderscheiden.
In eeuwige wederkeer is iedere fout eigenlijk iets slechts dat moet worden rechtgezet, terwijl bij het sterfbedoordeel enkel de keuzes die men echt had beter moeten weten als slecht worden gezien. Het is echter mijn inziens wel relevant om te identificeren of een individu eigenlijk geen (on)gelukkige martelaar is.
PS: wederom, zeg het mij aub als ik domme dingen zeg.
Het antwoord dat je alvast op het spoor komt via je gedachte-experiment heet ‘geluk’. U voelt de filosoof wellicht al een beetje aankomen bij die specifieke formulering: dat zal wellicht wel zo zijn, maar wat is geluk dan precies voor iets? In het sterfbedoordeel kan het wellicht zoiets betekenen als tevredenheid – zoiets als wat enigszins weerklinkt in Kants laatste woorden: “Es ist gut”. In Nietzsches oefening is dat misschien toch wat mager: wie tevreden het loodzware gewicht van zijn last de berg heeft opgetild gekregen zit in regel niet te wachten om Sysphus-gewijs die last nogmaals en nog ontelbare malen te gaan torsen. Voor mij brengt die bedenking minstens 2 zaken aan het licht: dat het niet zonder meer duidelijk is wat met ‘geluk’ wordt bedoeld en dat ook het vol overgave najagen van geluk ons niet zal vrijstellen van lasten, inspanningen – zelfs van zaken die de meeste onder ons onomwonden als ongeluk zouden bestempelen.
BeantwoordenVerwijderenIn de verdere uitwerking van je betoog herken ik dan een wat geatomiseerde mens die, als ik je goed begrijp, vrijwel integraal verantwoordelijk is voor zijn geluksmaximalisatie – waarvan me voorlopig wat dus wat onduidelijkheid blijft of die meer of wat anders kan inhouden dan (materiële) welvaart en zelfgenoegzaamheid –en, in tegengestelde zin, ook aansprakelijk is voor haar of zijn eigen ongeluk. Dat ethisch oordeel klinkt toch ook enigszins door in de terminologie waarin je je visie uitwerkt: wie ongeluk heeft wordt blijkbaar zonder meer een plunderaar. Er zijn daaromtrent uiteraard tal van bedenkingen mogelijk, maar om niet nog veel langdradiger te worden dan ik zonder twijfel al ben werp ik nog graag twee vragen rond dit beeld op. Ten eerste: hoe percipieer je precies de sociabiliteit van de mens, onze noodzaak om zowel in de beperkte kring van onze eigen sociale cirkels als binnen een ruimere samenleving met mekaar samen te leven? Ten tweede: zou het niet vruchtbaar kunnen zijn ook minstens eens een reflectie op onze ’plunderaars’ uit te werken die vertrekt vanuit het principe van ‘de sluier van onwetendheid’ die John Rawls in het 3e hoofdstuk van zijn ‘A theory of justice’ uitwerkt. Rawls is een uigesproken Kantiaan in zijn denken, maar misschien vlotter toegankelijk omdat zijn denken natuurlijk wordt geformuleerd in voor ons meer eigentijdse concepten. De kern van de vraag die voor mij uit dit gedachte-experiment naar voren zou komen is, in aansluiting met wat ik eerder al opmerkte: kan je wel zonder meer stellen dat elke ‘plunderaar’ zonder meer verantwoordelijk is voor zijn positie in de wereld én kan je dan nog wel stellen dat het egoïstisch principe – wat, zoals ik al zei, as such niet per sé ongehoord hoeft te zijn – dan nog wel als ‘rationeel, moreel en goed’ handelingsprincipe beschouwen?
/3
Wederom moet ik zeggen dat ik het concept geluk later uit de doeken ga doen. Hetgeen ik wel kan zeggen is dat er een verschil bestaat tussen tijdelijk en fundamenteel geluk. Waarbij tijdelijk overeenkomt met het hebben van plezierige elektriciteit in de hersenen en het andere eerder overeenkomt met tevredenheid over je leven in het licht van het sterfbedoordeel. Aangezien tevredenheid bepaalt wordt door de vergelijking tussen verwachting en realiteit, is het belangrijk dat mensen realistische verwachtingen hebben over de wereld, hetgeen enkel gecreëerd wordt wanneer mensen de wereld zien zoals hij is, niet zoals hij hem wenste.
VerwijderenHij die ongelukkig is, stel ik helemaal niet gelijk met een plunderaar. Het essentiële verschil tussen een ongelukkig handelaar en plunderaar is het feit dat er op de handelaar gerekend zal kunnen worden wanneer jijzelf ongelukkig bent geworden. Het zogenaamde “in tijden van nood weet je wie je vrienden zijn.”
Over sociabiliteit moet ik even nadenken, dus ik kom op dit punt nog terug.
Onwetendheid van de plunderaar is geen excuus. Net zoals iedereen geacht wordt de wet te kennen, acht ik iedereen te weten dat hij geen plunderaar mag zijn, dat hij waarde moet geven voor waarde. Het feit dat er een discrepantie bestaat tussen het principe en de realiteit, doet geen afbreuk aan het principe, aangezien ik er vanuit ga dat iedereen instinctief weet dat hij zo moet leven, hetgeen dan door opvoeding kapot wordt gemaakt. Cfr. de waarom moet ik dit doen vraag bij kinderen. Ook op dit punt kom ik sowieso nog later terug.
Elke plunderaar is niet verantwoordelijk voor zijn positie in de wereld, aangezien er zoiets bestaat als de wet van causaliteit. Hetgeen hij wel voor verantwoordelijk is, is het feit dat hij zulk gedachtenkader heeft en dat hij erop handelt. Het probleem met causaliteit is dat je het zo zot kan doortrekken dat alles de schuld is van de over-over-overgrootvader…. Er moet dus ergens een grens worden getrokken en ik trek deze bij het individu. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen. Een afwijking op dit principe toestaan in de moraliteit, heeft tot gevolg dat hij wederom onbruikbaar wordt, omdat het je niet in staat stelt om het juiste van het foute te onderscheiden. Dit neemt niet weg dat er voor de ene plunderaar meer begrip kan worden opgebracht voor hoe hij is dan de andere, net zoals dit ook wordt gedaan in de juridische wereld: bvb. Bankoverval vs stelen om te overleven. Maar zelfs dan, wordt de verantwoordelijkheid bij het individu gelegd, aangezien hij steeds een keuze heeft, hetgeen ik dan weer heb opgepikt van Camus.
PS: Zelfde opmerking