donderdag 25 oktober 2012

Ford Genk en VZW België

Het zal niet de eerste blogpost zijn, het zal niet de laatste blogpost zijn die geschreven wordt naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk. Iedereen zal wel zijn of haar mening hebben over de sluiting van de Limburgse autofabriek, maar voor mij is het duidelijk dat er meerdere, opmerkelijke kanten aan het verhaal zijn.

Micro

Enerzijds is er de micro-omgeving van de fabriek zelf. Daarbij is het in de huidige context  moeilijk om als buitenstaander uitspraken te doen. Uit de media moet blijken dat vakbonden en werknemers beweren garanties gekregen te hebben met betrekking tot werkzekerheid tot 2020 in ruil voor een inlevering van 12% op het loon. De Europese top van Ford daarentegen nuanceert dat laatste. Volgens Odell engageerde Ford er zich toe om tot 2014 werk te voorzien voor de meer dan 4000 vaste werknemers. De geplande investeringen zouden afhankelijk van de economische context al dan niet uitgevoerd worden.

Gebaseerd op de berichten die circuleren in de media, verbaast het mij toch dat er zo’n onzekerheid heerst omtrent het bestaan van werkzekerheidsgaranties in ruil voor een inlevering. Contracten kunnen altijd aanleiding geven tot interpretatiemoeilijkheden, maar wanneer meer dan 4000 personen akkoord gaan om 12% loon in te boeten, lijkt het mij onoverkomelijk dat zoiets juridisch sluitend geakteerd wordt. Of dit werkelijk ook zo gebeurd is, zal de toekomst uitwijzen. Mocht echter blijken dat de uitkomst zo is dat de werknemers bij Ford gerold zijn, kunnen ze een zelfhulpgroepje oprichten en de Vlaamse Regering uitnodigen. De onzekerheid waarmee Kris Peeters gisteren voor de camera stond was voor mij du jamais vu. Angstig bekende Vlaanderens George Clooney dat het niet zeker is dat de subsidies toegekend aan Ford Genk teruggevorderd kunnen worden. Serieus? Als Vlaming mag ik toch verwachten dat een niveau dat verklaart dat wat het zelf doet beter doet, juridisch evenzeer een sluitend contract heeft opgesteld? Ik mag dat niet alleen verwachten, ik zou dat zelfs moeten kunnen eisen…

Macro

Anderzijds is Ford Genk slechts een symptoom van het virus dat geheel België geïnfecteerd heeft. Het huidige systeem is verrot op elk echelon. In de straten worden mensen opgedeeld in groepen. Of je behoort tot de 99%, of tot de 1%. Bedrijven zijn hetzelfde lot beschoren. De groep van 33,99% of de groep van 0%. Nuance wordt uitgeschakeld, economische wetmatigheden verbannen.  Dat is intriest, des te meer omdat het vaak grote machtsblokken zoals politieke partijen zijn die deze gedachtegang geïnstitutionaliseerd hebben.

Politici zouden verdomme mensen achter een gemeenschappelijk project moeten kunnen scharen. Politici moeten ondernemers en bedrijven verdomme naar waarde leren schatten. Politici moeten werknemers naar waarde leren schatten en hen aantrekkelijk maken voor investeerders. Politici moeten bij gebeurtenissen die de maatschappij destabiliseren, genuanceerde en correcte duiding geven.

Het is belachelijk, maar vooral hypocriet dat net federale volksvertegenwoordigers bij het verlies van zovele jobs een traantje laten. Hypocriet omdat elke week vijandige wetgeving wordt opgesteld tegen ondernemingen en daardoor de motor van ons land in het hart treft. Hypocriet omdat onophoudelijk grote bedrijven die duizenden mensen tewerkstellen in België, worden aangevallen omdat ze geen of amper vennootschapsbelasting betalen. Een mogelijkheid die hen nota bene wordt geboden  door systemen goedgekeurd in diezelfde Kamer. Ze worden veracht en gedemoniseerd. Ook Ford Motor Company betaalde geen 33,99% belastingen op haar winst. Waarom zijn de politici en vakbonden die dergelijke bedrijven uitspuwen niet blij dat die bedrijven andere oorden opzoeken?

Wanneer kunnen de leidinggevenden in dit land vermogensrechtelijke polarisatie stoppen en de bevolking terug duidelijk maken dat we er enkel komen door samenwerking? Wanneer maken politici duidelijk dat wie risico durft nemen en op die manier voor jobs zorgt, daar ook wel voor beloond mag worden? Wanneer maken politici werknemers duidelijk dat wie geen risico neemt, niet in dezelfde mate beloond kan worden? Geen lusten zonder lasten. Iedereen heeft het reeds gehoord, iedereen is het reeds vergeten…

Na jarenlange verdeling is het dringend tijd dat politici stoppen met de hersenloze polarisering en nu eindelijk debatten over loonkosten en andere lasten durven aan te gaan. Men bouwt geen economie door systematisch economische wetmatigheden langs de kant te schuiven. Men bouwt geen economie zonder werkgevers of werknemers. Laat nu ook die appreciatie blijken in de beleidskeuzes die gemaakt dienen te worden...

maandag 15 oktober 2012

Roepen in de woestijn


We schrijven maandag 15 oktober 2012. Daags na de verkiezingsoverwinning van N-VA overheerst nog steeds een niveau, zijnde het federale. Meteen nadat de overwinning voor Bart De Wever en zijn ploeg duidelijk was, stuurde hij een niet mis te verstane boodschap richting Franstalig Wallonië en Franstalig Vlaanderen: “Bereid samen met N-VA het confederalisme voor.” De plaats en de manier waarop, lijken mij echter contraproductief.

Actie – reactie, profileringsdrang of een tactische fout.

Een van de mogelijke verklaringen die ik kan bedenken is dat De Wever de uitvoering van zijn corebusiness, een sterke vorm van Vlaamse autonomie, veel rapper wil verwezenlijkt zien dan het electorale resultaat van de N-VA toelaat. Hoewel ik vermoed dat een echt federaal model in België waarbij de gemeenschappen en gewesten het gros van de bevoegdheden in handen krijgen onvermijdbaar is, zal dat nog wel enige tijd op zich laten wachten. In die wetenschap hebben De Wever en de zijnen slechts een beperkte manoeuvreerruimte om ter uitvoering van hun overkoepelend programma een versnelling hoger te schakelen.
Enerzijds zou de voorzitter van de zwart-gelen kunnen opteren om achter de schermen tot een onderhandelde oplossing te komen met de Vlaamse en Waalse partijvoorzitters. Op die manier dient niemand zwaar gezichtsverlies te lijden. De Wever zal nooit de Vlaamse onafhankelijkheid in 1 maal gerealiseerd zien, máár, ik ben er wel van overtuigd dat via een onderhandelde oplossing men veel sneller tot Vlaamse autonomie zal komen dan wanneer men wacht tot de V-partijen 66% halen. Want laat ons eerlijk zijn, met 50% heb je geen voldoende basis om de onafhankelijkheid uit te roepen. Mocht de Wever dit geprobeerd hebben, zou zijn afkeurende en profilerende taalgebruik wel eens een uiting kunnen zijn van de totale mislukking van deze gesprekken. Men zou dat kunnen kaderen in het politiek gepolariseerde landschap dat we in heel Europa terugvinden. 
Dit kan te wijten zijn aan de absolute onwil van de overige partijvoorzitters om mee te werken/denken aan zo’n project, of aan een eenzijdige opstelling van De Wever waarbij deze enkel aan de realisatie van zijn programma denkt. Zonder garanties dat SP.A, CD&V, Groen! en OVLD een mooi deel van hun programma gerealiseerd zien, valt een Vlaamse autonomie niet te verkopen. Een andere prijs die betaald zou kunnen worden, is het voorstel om een regering van Vlaamse eenheid op te starten in het Nieuwe Vlaanderen. Hoewel het een weinig werkbaar model lijkt en waarschijnlijk ook is, is een post in het Nieuwe Vlaanderen/België best wel een aantrekkelijk iets. Neen?
Anderzijds zou het kunnen zijn dat het politieke mastermind een tactisch verkeerde en tevens naïeve inschatting heeft gemaakt. Zou hij gedacht hebben dat Alexander De Croo, Bruno Tobback of Wouter Beke die met zijn drietjes deel uitmaken van de federale regering, tegen diezelfde, fel betwiste regering zouden inbeuken? Dat is hetzelfde als de tak afzagen waarop ze zitten. Een tak die nota bene al vele scheuren in het hout vertoont. Zou hij gedacht hebben dat hij geruggensteund door een overwinning in Antwerpen en alle andere provincies makke lammetjes voor zich ging krijgen? Integendeel, door de overwinning van N-VA zijn de anderen, sommigen al meer dan anderen, gewonde dieren. En men weet wat men zegt van gewonde dieren...
Hoe dan ook, door luid te roepen in een tv-studio boek je geen resultaten. Ik mag hopen dat Bart De Wever dat ook beseft (heeft) en in eerste instantie gesprekken met Vlaamse en Waalse partijvoorzitters heeft gehad. Mocht dat gebeurd zijn, kan de vertoning van De Wever (die ik overigens wel kan begrijpen en in dat geval ook niet afkeur) een schreeuw in het ijle zijn waarvan hij enkel kan hopen dat die door de Vlaamse N-VA-, en potentiële N-VA-kiezer begrepen wordt… So far, so good?











dinsdag 4 september 2012

Onderwijs in Stars and Stripes-vorm


“Denny, what would a real American do?” – “We’ll sue them!”
“We’ll sue them!”, het antwoord op de vraag wat een echte Amerikaan zou doen indien hij zich niet correct behandeld voelt. Het stelt het Amerikaanse rechtsstelsel nogal karikaturaal voor. De vraag of dit een terechte schets is, is voer voor een andere post. De aanleiding voor dit schrijfsel werd gevonden in een - door ons allen beminde -  VRT-journaalproductie  en de discussie achteraf op Twitter.

In de reportage  werden 3 verongelijkte leerkrachten opgevoerd. Allen getuigden ze van een evolutie in het onderwijslandschap. Naast louter les geven, verbeteren en ‘badass’ zijn, moesten ze nu ook opboksen tegen de parasieten van de maatschappij, zakkenvuller, aasgieren. Advocaten dus.

 Docent opnieuw (eventjes) student

De juridische inmenging is geen nieuw gegeven in ons onderwijssysteem. Voor hoogleraars en andere docenten is de aanslag op hun soevereiniteit al enige tijd een geïnstitutionaliseerd gegeven. Het gaat hier uiteraard over de “Raad voor Studievoortgangsbeslissingen”. Naast de gemeenrechtelijke weg werd op die manier aan studenten de mogelijkheid gegeven om het oordeel van de deliberatiecommissie gerechtelijk te laten evalueren. De rechtsmacht van deze instelling is echter beperkt. Zo vallen enkel universiteiten, hogescholen en andere ambtshalve geregistreerde instellingen onder haar bevoegdheid.

Leerlingen dienen dus tot op heden nog steeds de gemeenrechtelijke weg te volgen willen ze hun vermeend onterechte attest aanvallen. En blijkbaar gebeurt dit steeds vaker.
Een positieve evolutie wat mij betreft. Toen ik dat ook met ongeveer deze woorden tweette, kreeg ik als antwoord: “bweikes :s uw slechtste tweet so far”. Is dat eigenlijk wel zo?

 Joepie! 

Uiteraard niet. Rechterlijk toezicht is helemaal niet zo’n kwaad gegeven. Het is vooreerst een antwoord op de vraag:  “Quis custodiet ipsos custodes?. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om manifest onjuiste beslissingen ongedaan te maken... De mogelijkheid om lichtzinnige motiveringen te verwerpen... Het legt dus bijgevolg een plicht op aan leerkrachten om extra te hun beslissingen te motiveren. Is dit een kwalijke evolutie? Zonder twijfel antwoord ik neen. Het lijkt me zelfs een obligatoir gegeven om zo’n zwaarwichtige beslissing zorgvuldig te beargumenteren. Het gaat ten slotte om veel meer dan 1 extra jaartje school. Het gaat om een lager zelfbeeld, een daling van het vertrouwen in eigen kunnen, een jaar minder (snel) wedde,… Deze beslissing dient daarom gemaakt te worden op basis van objectieve elementen.

 Attesten en leiddraden 

En  dan belanden we uiteraard aan bij… …punten. Zonder meer de beste graadmeter van de intellectuele en technische prestatie van het kind op school. Of dat nu een lui kind is of niet. Een punt liegt niet. Eens een leerling meer dan 50% haalt, hoort hij of zij geslaagd te zijn. Waarom dienen leerkrachten B-attesten uit te reiken aan kinderen met meer dan 50%? Het is uiteraard ongezond, om met 53% een richting op hetzelfde niveau verder te zetten. Niemand zal dat betwisten, maar is dat niet deel van het ouder worden? Zelf keuzes en bijgevolg fouten maken? Leerkrachten dienen hierbij grondig te adviseren, niet af te straffen. Een B-attest waarbij men bepaalde richtingen uitsluit, zonder tekorten in dat jaar, hoort wat mij betreft uitgesloten te zijn en lijkt me een aanvaardbare grond tot verbreking te zijn. Om de rol van leerkrachten tot een minimum te beperken wat betreft de studievoortang, zouden we kunnen beslissen om het systeem van genuanceerde volgtijdelijkheid in te voeren. Zo stimuleer je leerlingen om ten minste 50% te halen op de vakken welke ze in het volgende jaar als hoofdmoot willen. Indien ze dat niet halen, kunnen ze kiezen om hun jaar opnieuw te doen, of een richting zonder bijvoorbeeld wiskundige nadruk te volgen.

Om het systeem een menselijk gelaat te geven, zouden leerkrachten deze volgtijdelijkheid buiten spel kunnen zetten door middel van gunstbeslissingen. Deze zouden dan enkel in het geval van een cumulatie van kleine tekorten én overmacht uitgedeeld kunnen worden. Een depressie, een ouder verloren, chronische ziekte,…

De beslissing tot “zakken” of bissen moet ultimum remedium zijn. In verhouding met de prestatie- uitgedrukt in percent - van het kind.  Dit kan wat mij betreft enkel bij voldoende tekorten op hoofdvakken, maar dient steeds vatbaar te zijn voor rechterlijke (marginale?!) toetsing. Het probleem van gerechtelijke achterstand, dreigt echter roet in het eten te gooien. Daarom zou men kunnen opteren om een soortgelijke instelling als de Raad voor Studievoortgangsbeslissingen op te richten voor de middelbare leerlingen, of voorzien dat rechters zoals in kortgeding oordelen.

 Conclusie

Enerzijds ben ik voorstander van een systeem waarbij de subjectieve invloeden van leerkrachten tot een minimum beperkt worden. Deel van het ouder worden, is verantwoordelijkheid nemen. De verantwoordelijkheid en plicht aan jezelf om minimum 50% te halen op het rapport indien de wens er is verder te gaan met de aangevatte richting. Anderzijds lijkt/is leerkrachten uitsluiten ook te verregaand. Het lijkt me wijs om hun omstandig te laten adviseren en eventuele situaties van overmacht op te vangen. Op die manier beschikken leerlingen over een waardevol oordeel omtrent de richting die ze uitgaan, alsook duidelijke richtlijnen waaraan ze moeten voldoen en heeft het voorgesteld systeem als voordeel dat discussies achteraf tot een minimum worden beperkt.

Wat het gerechtelijke aspect betreft, kan ik zeer kort zijn. Het kan niet en mag nooit zo zijn dat een deliberatiecommissie die een administratieve rechtshandeling stelt, zonder meer kracht van gewijsde aan haar eigen beslissing kan verlenen. Of het recht in de huidige vorm tijdig een gepast en correct antwoord kan geven, is uiteraard een andere vraag. Een deel van het ouder worden, houdt in dat je als adolescent verantwoordelijkheid leert opnemen. Wees dus verstandig en zorg dat je slaagt met mooie cijfers. Het is de goedkoopste en meest lonende manier om 1 september een jaartje hoger te starten.



dinsdag 28 augustus 2012

Schoenmakers



De routine


Deze morgen was een morgen als een andere. Opstaan, ontbijt, telefoon ontgrendelen, Opera openen en enkele links aanklikken. Al gauw staan enkele tabs open waaronder enkele nieuwssites. Zo schitterden deze morgen “De Standaard”, “De Tijd” en "Knack" mijn ogen tegemoet. Naast de gebruikelijk serene setting waarin De Tijd opereert, vond ik een gematigde De Standaard. Een hele brok “nieuws”? over de voorwaardelijke invrijheidstelling en politieke plannen van mijnheer Marchal. Op zich, in de mate dat zoiets verwacht kan worden van een nieuwssite die een eigen dating-programma heeft, redelijk normale journalistiek. Mijn verbazing was echter groot toen ik het Knack-blad opende. Een site met allesbehalve een HLN-reputatie, meende het noodzakelijk om daar vandaag verandering in te brengen. Ik zou live (!) de vrijlating van Martin kunnen volgen. Wat een surrogaat voor een saaie blokdag! “Moeder, waar is de popcorn?”, raasde door mijn hoofd. Dit zou de dag worden waarop ik andermans proces zou maken en zou uitspuwen. Yes!

Als een gek begon ik in het wild rond te klikken (niet echt, maar dit geeft het verhaal wat meer cachet) en al gauw ontdekte ik de opinies. Ik besloot in al mijn hysterie aan te vatten met “De superieure reactie van...” gezien die toch geloofd werd op Twitter. De sereniteit van het stuk en de vinger van Cauwelaert op de wonde van de politieke onzin, stemde mij tevree. Ik kon me perfect vinden in het stuk en besloot om verder te lezen. Het volgende stuk was “Michelle Martin vrijlaten, is in het gezicht van vrouwe Justitia spuwen”. Na het lezen van dit stuk heb ik enkele bemerkingen, die ik op een bescheiden manier de wereld wens in te sturen. Misschien zijn ze fout, misschien ook niet. ‘Elk zijn schelle’ zegt men hier in de streek.

Kritiek ten gronde


1. Graag was ik gestart met mijn visie over recht en rechtvaardigheid. Net als in dit opiniestuk, sluit ik mij aan bij het feit dat recht en rechtvaardigheid twee andere begrippen zijn. Recht valt niet per definitie samen met rechtvaardigheid en dat om de eenvoudige reden dat enkel recht een objectiveerbaar begrip is. Het is een geheel van beginselen en rechtsregels die een maatschappij ordenen en dat men ergens kan terugvinden op een papieren drager of een site die dringend aan een nieuwe lay-out toe is, zijnde het Staatsblad.

Rechtvaardigheid daarentegen treffen we aan in hoofden, maar nog meest van al in de harten van mensen. Naar mijn aanvoelen is het een begrip dat gestoeld is op emoties – vandaar ook rechtvaardigheidsgevoel? – en daardoor compleet subjectief is. Recht zal dus nooit rechtvaardig zijn voor iedereen. Hoewel ik in deze zaak het helemaal niet erg zou vinden mochten recht en rechtvaardigheid samenvallen. Het zou meteen mijn idee dat ik een rechtvaardig persoon ben, confirmeren.  

2. Ten tweede dwingt mijn liefde voor het systeem mij ertoe te wijzen op een materiële fout  die mits het lezen van wikipedia, niet gemaakt zou zijn. De Wet Lejeune bestaat niet (meer). De geest van de voormalige wet leeft nu door in de Wet van 1998, nadien nog aangevuld en aangepast. Het strekt degenen die voorstander zijn inderdaad tot eer om misdadigers een tweede kans te geven, welke zoals correct aangehaald verscheidene voordelen heeft.

Zo zou men een stok achter de deur hebben om misdadigers in onze gevangenissen in het gareel te houden. Naast nog talloze anderen waarschijnlijk, is voor mij de belangrijkste functie van de wet diegene die de crimineel opnieuw het reilen en zeilen van de maatschappij aanleert. Onder toezicht van Justitiehuizen worden voorwaardelijk invrijheidsgestelden begeleid en geleerd om een leven op het rechte pad te bewandelen. Het siert ons als gemeenschap om mensen een tweede kans te geven, maar het siert ons evenzeer dat we verstandig genoeg zijn om gedetineerden op het gemak te begeleiden naar een nieuw leven in de vrije wereld.

3. Een derde punt van de opinietekst dat mij een non-debat lijkt, is dat rond vergiffenis. Vergiffenis schenken is een actie, die wat mij betreft, inherent verbonden aan de slachtoffers. Een waar zij kunnen over beslissen, maar die in een rechtsstaat weinig terzake doet. De positie van slachtoffers in strafprocessen is overwegend die van burgerlijke partij. Het is integenstelling tot wat ik soms hoor, de maatschappij onder gedaante van het OM die de vermeende wandaden vervolgt en niet het slachtoffer zelf. Vergiffenis verbinden aan een invrijheidstelling slaat dus nergens op, noch dat vergiffenis schenken, leidt tot zwakte. Ik heb daar geen, vergeef me het taalgebruik, kloot mee te maken.  

4. Een andere passage die mijn aandacht trok, was degene waarbij het verdedigen van de rechtsstaat geassocieerd wordt met een empathie voor de dader. Dit is geenszins het geval. De manier waarop ik juristen ken, is er een van een systeem, - en princiepsdenken. De daden van een crimineel worden niet verdedigd, wel het systeem zoals het werkt én goed werkt.  Voor Jan Modaal - zonder iemand te willen schofferen - kan het inderdaad lijken dat Martin vrijkomt op basis van een foute en amorele wet, maar laat jullie niet misleiden. Deze zaak is hoogst uitzonderlijk. We kunnen deze zaak  niet aanwenden om het hele systeem dat anders goed werkt, te evalueren en omver te gooien. Dat wist een rechter uit de strafuitvoeringsrechtbank te Brussel in Terzake te vertellen. Een stelling waar ik hem perfect in kan volgen en bijgevolg met veel plezier onderschrijf.

5. Waar de auteur zeker en vast gelijk heeft, is in het feit dat wetten altijd ter discussie gebracht kunnen worden. Dat is logisch in een democratische rechtsstaat. Vandaar ook dat ons land honderden volksvertegenwoordigers heeft die op quasi dagelijkse basis zetelen in onze parlementen. Het systeem staat constant ter discussie. In de parlementen, op nieuwssites, op fora, sociale media en dergelijke meer... Dit impliceert echter niet dat sommige wetten niet manifest goed kunnen zijn en bijgevolg zelden aanpassing behoeven. Ik denk bijvoorbeeld aan het verbod op folteren in vredestijd en oorlogstijd, maar voor mij hoort deze Wet VI daar ook bij.  Het is een goedkope oneliner om te stellen dat mensen onvolmaakt zijn en wetten bijgevolg ook. Mensen zijn onvolmaakt, maar dit belet niet dat ze compleet volmaakte zaken kunnen produceren of uitwerken. Zoals een eenvoudige rekensom bijvoorbeeld, of een goede wet.

6. Het is mij, als voorlaatste opmerking, een raadsel hoe de auteur in bepaalde alinea’s bepleit om psychiatrisch gestoorden een plek te geven in een psychiatrische instelling, maar dan anderzijds wel voorstander is om pedofielen levenslang vast te houden. Pedofielen horen net als andere veroordeelden een correcte behandeling te krijgen wanneer ze ontoerekeningsvatbaar werden verklaard en afgaande op hun geboekte resultaten kan men beslissen om deze mensen opnieuw - voorwaaardelijk - in vrijheid te stellen. Net zoals bij andere gedetineerden die persoonlijk in vrijheid gesteld worden, zijn daar voorwaarden aan verbonden. Het is dus niet zo dat men voorwaardelijk vrijkomt, zonder voorwaarden... Toch een nuance die velen vaak vergeten maken. 

7. Wat de laatste alinea betreft kan ik kort zijn. Naar mijn aanvoelen heeft de juridische “kaste” – waar staat die rode stip op mijn lief haar voorhoofd? – geen schuld aan het ingebreke blijven van onze overheid om psychiatrisch gestoorden degelijk te behandelen en te huisvesten in een daartoe aangepaste instelling.

Mitchell Hoefman
Student aan de faculteit rechtsgeleerdheid.

donderdag 21 juni 2012

Onderwijshervorming d.m.v. technologie VS de hervorming van het onderwijs.

Onderwijshervorming d.m.v. technologie VS de hervorming van het onderwijs door het ministerie.

De onderwijshervorming van het ministerie van onderwijs is niet ambitieus genoeg, omdat de pijnpunten van het onderwijs niet worden weggewerkt, maar enkel worden uitgesteld. De auteur poneert een hervorming die pijnpunten van het huidige onderwijs op een effectieve, efficiënte en sociale manier wegwerkt met een minimum aan middelen.

Eerst wordt de vraag beantwoord: “Waarom hebben wij scholen?” Vervolgens worden vele pijnpunten van ons huidige onderwijs op een rijtje gezet.  Daarna wordt de hervorming uiteengezet. Daarna wordt aangetoond op welke manier pijnpunten worden weggewerkt. Als voorlaatste worden beschouwingen gemaakt over de hervorming van het ministerie. Ten slotte wordt nagedacht over de kostprijs en wordt er gekeken naar het buitenland.




Inleiding


In deze analyse vertrekken we van een simpele, maar wel pertinente vraag: “Waarom hebben wij scholen?” Mijn antwoord op die vraag luidt: “Het op een efficiënte manier toegankelijk maken van de kennis die vervat zit in het naslagwerk. Dit gebeurt door een leraar die met behulp van zijn stem en visuele attributen de stof bevattelijk voorstelt voor een groep studenten. Deze laatste studeren vervolgens de ‘stof’ in met behulp van het naslagwerk, dat notities en een tekstboek omvat. Om tot een betere toegang tot de kennis te komen hebben we verschillende leraren in verschillende vakgebieden. Ten slotte beoordelen de leraren of de student de ‘stof’ heeft opgedaan. Indien dit zo is, dan levert de leraar een getuigschrift af. Om dit allemaal te structureren hebben we scholen die de leerlingen indelen op basis van leeftijd.”

Het antwoord benadrukt expliciet de efficiëntie van scholen. Het is immers economisch onmogelijk om voor iedere student een privéleraar te voorzien. In het antwoord vinden we ook twee kiemen die leiden tot de pijnpunten die we vandaag hebben: het feit dat er les wordt gegeven in groepen en dat de groepen worden ingedeeld op basis van leeftijd.


Pijnpunten


Doordat men doceert in groepen is er eenheidsworst, aangezien men geen rekening kan houden met de individuele noden en interesses van de leerlingen.

Er is 1 ritme waarmee de stof wordt gedoceerd, wat impliceert dat het voor velen te snel of te traag gaat. Dit negatieve effect neemt rechtevenredig toe met de mate van heterogeniteit van de te onderwijzen groep.

De leraar en de groep in zijn geheel heeft een curriculum af te werken en indien je achterop geraakt op de groep, dan hebben we het remediërende middel van het ‘zittenblijven’. Dit houdt in dat je in een lagere, jongere groep wordt gedropt met nefaste gevolgen voor het zelfbeeld en schoolmoeheid tot gevolg. Terwijl de referentiegroep van de student vooruit gaat, blijft hij een volledig jaar stilstaan. Alle woorden van de omgeving ten spijt, zal hij zich vernederd voelen en kwalificeert men zichzelf als dommerik. In het jaar dat men dubbelt krijgt de student alle stof terug opnieuw voorgeschoteld, ook de stof waarin men wel goed scoorde.  Dit alles heeft tot gevolg dat de student in kwestie een nog veel problematischer relatie met kennis en leren ontwikkelt, aangezien er zoveel negatieve emoties mee verbonden worden. Het remediërende zittenblijven heeft ten slotte een extreem hoge economische kost, dit door de kosten van het extra jaar maar ook de kosten door een daling van motivatie, zelfvertrouwen en bereidheid tot leren. Deze effecten zijn het voorbije schooljaar in mindere of meerdere mate opgetreden bij 33.000 studenten. We kunnen dan ook besluiten dat het zittenblijven geen efficiënte remediëringstechniek is. Weliswaar is een jaartje dubbelen voor sommige mensen wel een goede remediering, omdat ze nog een jaartje moeten rijpen. Echter is het voor het gros van de leerlingen een zeer slechte remedieringstechniek die meer schade aanricht dan problemen oplost.

Een volgend pijnpunt van het doceren in groep is het feit dat de student groepsdruk ervaart. Onderzoek wijst uit dat deze groepsdruk sterker wordt ervaren bij studenten van het mannelijke geslacht en dat daarin ook de verklaring moet worden gezocht waarom meisjes beter presteren dan jongens op jongere leeftijden. Het duurt immers jaren voordat jongens zich kunnen losmaken van deze groepsdruk. Deze druk neemt mijn inziens twee belangrijke vormen aan. De eerste heeft te maken met het feit dat men niet te slim mag zijn en zeker niet te veel mag werken voor school als men niet het verwijt van strever wilt krijgen. De oorzaak van dit proces is de afgunst van de middelmatigen voor de sterken en het feit dat het afwijkt van de middelmatig norm. Een tweede element is de groepsdruk die ervaren wordt bij het stellen van vragen, want men houdt immers de groep op.

Een ander pijnpunt is het feit dat er een lerarentekort is van 12.000 tegen 2020.    Een ander probleem die hier bij aansluit is dat er ook zoiets bestaat als een slechte leraar. De kans op een slechte of geen leraar neemt rechtevenredig toe met de grootte van het verschil tussen verloning in de privé-sector en het onderwijs. Dit is nefast voor de ontwikkeling van de student in welke discipline dan ook, omdat er een grote afhankelijkheid bestaat van de leraar om toegang te krijgen tot de kennis. De hervorming of het loopbaanoverleg geven geen oplossing voor dit probleem. Een deel van de oplossing kan er uit bestaan dat men minder menselijk kapitaal nodig heeft per leerling, maar het probleem is dat dit gepaard zal gaan met een daling van de kwaliteit van het onderwijs.

Een ander tekort is het feit dat er te weinig infrastructuur is om alle leerlingen op tevangen.

1 op de 7 leerlingen verlaat het secundaire onderwijs zonder diploma. Dit stemt tot nadenken want dit impliceert dat het huidige onderwijssysteem niet werkt voor 1 op 7. Prof. Dr. Jan Van Damme geeft in abstracte termen weer waar de oplossing ligt om dit cijfer naar beneden te halen: “Steek meer tijd in taalonderwijs in de aanvangsjaren. Wie op tienjarige leeftijd niet goed genoeg kan lezen, legt een zware hypotheek op zijn toekomst. En maak gebruik van leerlingvolgsystemen, niet enkel op individueel maar ook op schoolniveau. Zo kun je vlugger ingrijpen als het fout loopt.”

Een laatste pijnpunt is het feit dat de groepen worden ingedeeld op basis van de leeftijd. Het is nu eenmaal zo dat intelligentie het sterkst gecorreleerd is met leeftijd, maar het blijft een gemakkelijkheidsoplossing. Het beste systeem bestaat er in dat men groepen indeelt op basis van competenties om zo tot meer homogenere groepen te komen. Het grote contra-argument is altijd dat homogenere groepen nefast zijn voor de zwaksten, omdat deze dan niet meer kunnen leren van medeleerlingen in groepswerken. Dit is mijn inziens een drogargument om het huidige systeem te verdedigen, omdat de totale tijd die men werkt voor school voor 95% bestaat uit individueel passief luisteren, instuderen en getuigschriften verdienen. Daar situeert zich dan ook de echte kennisoverdracht en niet in een groepswerk. Indien men het contra-argument toch valide acht, wat ik voor een deel zeker doe, dan is er ook een omgekeerd effect, namelijk het feit dat de sterksten worden verhinderd om te excelleren door de zwakkeren. Bovendien zal de voorgestelde hervorming er voor zorgen dat er substantieel meer tijd kan worden gestoken in dergelijke groepswerken, waardoor eventuele negatieve effecten door de hogere graad van homogeniteit van de groep gecompenseerd worden.




De hervorming

Stap 1: Het ontwikkelen van een instrument dat de permanente toegang tot de kennis verzekert en de uitwerking van het leerlingenvolgsysteem




De voorgestelde hervorming houdt in dat de student niet meer  afhankelijk zal zijn van de leraar om toegang te krijgen tot de kennis. De leraar gebruikt twee belangrijke zaken om de toegang te geven tot de kennis. Ten eerste zijn er de visuele attributen zoals het bord, voorbeeldexemplaren, practica, films, foto’s, dia’s, enz. Het tweede is de stem, waarmee de stof wordt uitgelegd. Deze twee zaken kan men ook perfect in filmpjes weergeven waarbij men begint met een leeg zwart bord waarop men schrijft wat de stem aan het uitleggen is. M.a.w. de tijdelijke toegang tot de kennis die verschaft wordt door de leraar in het klaslokaal, wordt vertaald in een filmpje, waardoor de kennis permanent en individueel beschikbaar wordt.

De filmpjes waarin het concept wordt uitgelegd mogen niet te lang zijn voor de mensen die moeite hebben met concentreren. De filmpjes moeten worden gepresenteerd in boekvorm op een website. Dit impliceert dat er een logische samenhang en opbouw moet zijn in de te bespreken onderwerpen en het ook zo in zijn geheel moet gepresenteerd worden. Deze filmpjes kan men tot in het oneindige laten afspelen totdat men het concept door heeft. Dit is een voordeel t.o.v. het huidige systeem waar de groepsdruk het verhindert om vragen te stellen. Bovendien moet er na de theorie de mogelijkheid gegeven worden om de stof in te oefenen d.m.v. oefeningen. Een help knop bij de oefening geeft de oplossing regel per regel vrij. Bovendien linkt men op de pagina van de oefening naar de andere theorie die vereist is om het in casu tot een goed einde te brengen. Op deze manier worden gaten in de kennis vermeden.

Dit gebeurt allemaal in de virtuele wereld van het internet. Een voordeel aan deze virtuele wereld is het feit dat men een efficiënt en effectief leerlingenvolgsysteem kan instellen omdat de computer alles kan meten. In het systeem wordt informatie verzameld over wanneer men het filmpje heeft bekeken en hoeveel keer, hoe lang men doet over de oefeningen en of ze juist waren en men houdt een individuele stand van zaken bij. Uit deze data kan men de leerlingen die zwak scoren afzonderen en kan men vervolgens remediëring in groep of individueel in de fysieke omgeving van de klas verschaffen. M.a.w. moet men niet meer wachten op het resultaat van een toets om een probleem vast te stellen maar men stelt het al vast tijdens het verwerken van de stof waardoor men vroeger kan ingrijpen. Dit ingrijpen kan ofwel gebeuren door een leraar of door een medeleerling die wel al de stof beheerst.

Het leerlingenvolgsysteem kan dus worden gebruikt om problemen op te sporen, maar men kan het ook gebruiken om van het opdoen van kennis een soort game-ervaring te maken, waardoor kennis ook cooler wordt. De game-ervaring kan omschreven worden als: Door het investeren van tijd, wordt men beter en krijgt men toegang tot zaken waar men anders geen toegang tot heeft en er is een competitief en sociaal element.

Deze game-ervaring introduceert men in het systeem door het afschermen van‘content’ en het uitreiken van punten.   Het afschermen van content gebeurt door het filmpje dat voortbouwt op hetgeen waar men mee bezig is, pas vrij te geven wanneer men de stof waarmee men bezig is voldoende beheerst. Dit kan makkelijk door te stellen dat het volgende filmpje pas wordt vrijgegeven bij het juist oplossen van 10 oefeningen achter mekaar die horen bij het huidige filmpje. Voor twee zaken worden punten individueel bijgehouden. Een eerste punt geeft de totale studievooruitgang aan. Dit punt is dus gebaseerd op het aantal filmpjes (van welke discipline ook) dat men bekijkt en het aantal oefeningen men juist oplost. Extra punten worden gegeven voor uitdagingen (zeer moeilijke oefeningen die men moeilijk ‘vrij leert’ en die het best worden opgelost in groep) Het tweede punt geeft aan hoeveel hulp werd verstrekt door de leerling aan medestudenten. Op deze manier zullen sommigen een reputatie opbouwen als goede hulpleraar en kan de leraar het eerst proberen via de medeleerling alvorens hij het zelf moet gaan uitleggen.

Een uitdaging die hand in hand gaat met de voorgestelde hervorming is het voldoende verschaffen van internet aan de schoolpopulatie. Dit kan men bereiken door de computerklassen open te stellen tot laat in de avond, het verhuren van laptops en het instellen van sociaal internet waar de connectie beperkt wordt tot enkele sites.




Stap 2: Het implementeren van het instrument in de klas


Indien men het instrument ontwikkelt en de uitdaging vervult dan kan men het huidige onderwijsmodel op zijn kop  zetten. De leraar is nu niet meer vereist om toegang tot de kennis te verschaffen. Dit heeft twee directe implicaties.

Ten eerste is er het feit dat er menselijk kapitaal vrij komt omdat deze toegang niet meer door de leraar moet worden verschaft. Het vrijgekomen menselijk kapitaal kan men dan investeren in de remediëring van de zwakkeren. Ten tweede bestaat de mogelijkheid om het opdoen van de kennis en het maken van basisoefeningen  als huiswerk mee te geven en in de klas wordt dan verder uitgediept voor sommigen, geremedieerd voor anderen. Problemen worden onmiddellijk opgemerkt in dit stadium door de leraar, omdat de leraar enkel zijn mailbox moet openen om de resultaten van het huiswerk van alle leerlingen te zien en de probleemgevallen er vervolgens ook uit te halen.

Concreet betekent het gebruik van het instrument dat het passief in groep luisteren en het individueel actief huiswerk maken wordt vervangen door passief individueel luisteren en het in groep iets actief doen met de opgedane kennis. In de voorgestelde hervorming is er dus duidelijk meer tijd en ruimte om in groep te werken, de medeleerlingen van mekaar te laten leren en praten, de stof verder uit te diepen of er een groepswerk rond te maken.

Door de toegang te individualiseren wordt deze toegang ook in de ruimte verkleind, wat een voordeel oplevert voor mensen die snel afgeleid zijn.

Stap 3: Hoe het systeem een individueel leertraject dichtbij brengt


Het wegvallen van de afhankelijkheid om toegang te verkrijgen tot de kennis, gecombineerd met het uitgewerkte leerlingenvolgsysteem, heeft tot gevolg dat de leerling de wereld van de kennis kan ontdekken in functie van zijn eigen tempo. Bijgevolg zal er geen sprake meer zijn van een discrepantie tussen het groepsritme en de eigen leercurve, aangezien iedereen een individueel traject volgt. In tegenstelling tot het huidige systeem waar iedereen samen door de kennispoort moet, betekent de voorgestelde hervorming dat er voor elk individu een eigen poort gebouwd waar deze dan kan doorgaan.

Het gevolg van iedereen kennis te laten opdoen op zijn eigen tempo is het feit dat men op het moment van evalueren, iedereen een verschillend traject heeft afgelegd. Indien men dan groepen ingedeeld op basis van leeftijd samen evalueert, dan kan er geen groepsexamen zijn, door de verschillen. Een individueel examen voor elke leerling wordt de hel voor de leraar.

Een tekort van een miniem aantal vakken hoeft niet meer geremedieerd te worden met het zittenblijven, men kan naar een flexibel systeem zoals in het hoger onderwijs. Het getuigschrift voor een vak waar men een tekort op haalt wordt niet afgegeven, maar het betekent ook niet onmiddellijk dat men een jaar moet blijven zitten. Men kan immers een vak meenemen zoals in het hoger en de opgelopen achterstand in de vakantie/volgend schooljaar wegwerken met behulp van het instrument en een begeleidende leraar.

Het instrument zou in principe volledige vrijheid kunnen betekenen voor de leerling op het vlak van het opdoen van kennis. Het probleem met volledige vrijheid is dat men dit niet kan geven vanuit een beleidsperspectief. Er zijn immers richtlijnen nodig, dit met het oog op het afleveren van uniforme getuigschriften en de voorbereiding op de arbeidsmarkt. Bovendien is dit ook niet wenselijk voor kinderen die veel structuur nodig hebben. Te veel opgelegde kennis betekent echter dat men de kinderlijke nieuwsgierigheid vermoordt, de leerling forceert, enz. Het ideaal systeem bestaat dus uit het behalen van bepaalde minima in bepaalde vakken (bvb: de huidige hoofdvakken) in een bepaalde periode. Buiten deze opgelegde materie kan er wel vrijheid zijn, maar deze zal ook gestructureerd zijn. In het systeem gaat men content afschermen, waardoor als men werkt aan een discipline, men nog steeds met de basis begint en zo verder opbouwt.

In het ideale systeem zou de leerling dus in de periode september-december een bepaald minimum in de hoofdvakken geleerd hebben. Indien men dit minimum haalt, kan men hiervoor examen afleggen en een getuigschrift behalen. In het deel vrijheid kan men ook getuigschriften behalen, vanaf men een bepaalde hoeveelheid stof heeft verwerkt. Op deze manier wordt kennis opgebouwd dat uiteindelijk moet resulteren in een diploma. Deze laatste geeft dan aan in welke gebieden competenties zijn behaald en hoe de leerling heeft gescoord op de examens.

Groepen kunnen halfjaarlijks worden gevormd op basis van competenties i.p.v. leeftijd. Men kan deze vormen op basis van algemene competentie of vakcompetentie.

Aangezien groepen worden gevormd op basis van competentie en ieder zijn individueel leertraject heeft, is er ook geen sprake meer van het zittenblijven.




Belangrijke opmerking over de hervorming




Het instrument vervangt de leraar zeker niet. Het boek, niet de docent, wordt vervangen door het instrument, omdat deze laatste meer te bieden heeft. De leraar blijft de dirigent die alles in goede banen moet leiden, maar deze krijgt hiervoor een hulpmiddel bij. Er moet minder tijd worden besteed aan het toegankelijk maken van de kennis, waardoor tijd vrij komt om andere zaken te doen.




Hoe de voorgestelde hervorming problemen oplost of helpt oplossen.




Differentiatie in het huidige systeem is utopisch, maar met het te ontwikkelen instrument is dit wel mogelijk en door de gegeven data, wordt het veel minder moeilijk. Het probleem van de discrepantie tussen de eigen leercurve en het groepsritme is weggewerkt.

33.000 mensen hoeven jaarlijks niet meer te blijven zitten, want het is afgeschaft.

De negatieve effecten van groepsdruk wordt op twee punten bestreden: druk die wordt ervaren door het ophouden van de groep is op het vlak van toegang tot de kennis weggewerkt. Het feit dat de groep vindt dat je niet te slim mag zijn en dat je niet te veel voor school mag werken, wordt bestreden door het cooler maken van de kennis.
Het tekort aan menselijk kapitaal wordt opgevangen doordat het verschaffen van toegang tot de kennis wordt uitbesteed. De hervorming heeft de grootste impact op de vakgebieden die een chronisch gebrek aan menselijk kapitaal kennen. Een voorbeeld in deze context is het schrijnende tekort aan gekwalificeerde islam-leerkrachten die een mix van de Islam en onze waarden en normen kunnen onderwijzen. In afwachting van een oplossing voor dit tekort, kan men wel al een kwalitatieve toegang tot de kennis verschaffen d.m.v. het te ontwikkelen instrument. Andere voorbeelden in deze context zijn de tekorten die er zijn door de afwezigheid van kwaliteitsvolle leerkrachten informatica, techniek, chemie,...

Het cijfer dat 1 op 7 de schoolbanken verlaat zonder diploma wordt op verschillende manieren bestreden. Ten eerste is er geen sprake meer van zittenblijven, waardoor de negatieve gevolgen van dit soort remediëring wegvalt. Ten tweede is het mogelijk om aan zeer intensieve remediëring te doen. Ik denk dan vooral aan mensen die een taalachterstand hebben. Doordat er geen leraar nodig is om kennis te verschaffen over de Nederlandse taal, kan men ook thuis veel werken. Ten derde maakt de hervorming kennis toegankelijk en dit buiten de school om. Dit is voordelig voor mensen die omwille van hun thuissituatie geen (volwassenen)onderwijs volgen. Ten vierde is er een goed leerlingenvolgsysteem, waardoor problemen en gaten in de kennis opgespoord worden. Ten vijfde is door het wegvallen van de discrepantie tussen de eigen leercurve en het groepsritme een veel hogere kans dat er geen hiaten in de kennis ontstaan en dat men ook geen problematische relatie met kennis en leren ontwikkelt. Ten slotte wordt schoolmoeheid bestreden door de grotere ruimte om aan zelfontplooiing te doen.

Groepen worden ingedeeld op basis van competenties, waardoor de homogeniteit van de groep stijgt. Negatieve effecten voor zwakkeren worden gecompenseerd doordat er veel intensiever in groep kan gewerkt worden. Door de hogere graad van homogeniteit kunnen de sterken meer excelleren.






Beschouwingen over de hervorming van het ministerie

De voorgestelde hervorming is superieur aan deze van het ministerie, omdat de eerste effectief problemen oplost terwijl de tweede ze louter uitstelt.

De voorgestelde hervorming laat toe om het vooroordeel die bij de mensen bestaat over technische beroepen weg te werken, aangezien technische vaardigheden kunnen worden ingepast in een individueel leertraject, waardoor we lassers kunnen krijgen die vloeiend Latijn spreken. De correlatie die de dag van vandaag bestaat tussen technische vaardigheden en minder intellectueel begaafd zijn, wordt op deze manier doorbroken. Er wordt niet meer gewerkt met richtingen, waardoor er nooit een hierarchie tussen richtingen kan gecreeerd worden.

Dit is een groot verschil met de hervorming van het ministerie, omdat men inhoudelijk en vormelijk sleutelt aan het systeem, maar men blijft werken met belangstellingsgebieden (lees:richtingen). Sterken zullen gaan naar zwaardere belangstellingsgebieden en zwakkeren zullen opteren voor mindere. Het is louter een kwestie van tijd voordat er in hoofde van de mensen, terecht of onterecht, terug een hierarchie wordt gevormd, aangezien hierarchisch en in kotjes denken eigen is aan de mens.

Een positief iets aan de opdeling van ASO-TSO-BSO is dat het ritme anders ligt, waardoor voor meer mensen het ritme goed ligt en het verschil in snelheid van doceren en de individuele leercurve verkleind wordt. De hervorming van de minister zal dit verschil teniet doen in 1ste graad en bijgevolg gaat ook het positieve effect ervan verloren. Men hoopt dit effect te neutraliseren door aan meer differentiatie (remediëring voor de ene, uitdieping voor de andere) te doen. Men zal dit organiseren in het zogenaamde differentiatieblok. Het probleem is natuurlijk dat deze blokken slechts een marginaal deel zullen uitmaken van het curriculum waardoor de effecten hiervan beperkt zijn, terwijl dit het argument is tegen de verloren institutionele differentiatie. M.a.w. men gaat van differentiatie op schoolniveau naar differentiatie in de klas zodat iedereen zich happy voelt dat hij in een niet-hierarchisch ondergeschikte klas zit.

Men verwijst zeer vaak naar het Finse model waar de combinatie van comprehensief onderwijs en individuele differentatie tot sociaal gelijke uitkomsten en hoge onderwijskwaliteit leidt. Veel moeilijke woorden om te zeggen dat men in Finland breed gaat vormen maar dat de leerlingen eigen accenten kunnen leggen en dat staat in een causale relatie met de sociaal gelijke uitkomst en de hoge onderwijskwaliteit. Het is echter intellectueel oneerlijk om het succes van het Finse model te herleiden tot die twee aspecten. Ten eerste is het makkelijk om sociaal gelijke uitkomsten te bekomen wanneer de instroom van het onderwijs ook sociaal gelijker is. Ten tweede zet men in Finland steevast in op snelle remediering vanaf men aan z’n eerste jaar begint. Door deze inzet van menselijk kapitaal wordt achterstand snel weggewerkt en worden hiaten in de kennis vermeden. Ten slotte is de kwaliteit van de leerkrachten op bepaalde vlakken in Finland beter dan Vlaanderen. Daar is er immers een overaanbod aan kandidaten en zijn alle leraren universitair geschoold in tegenstelling tot Vlaanderen waar er een tekort is.

De hervorming van het ministerie van onderwijs hoopt om het (zeer hoge) aantal van mensen die de school verlaten naar beneden te halen door de studiekeuze uit te stellen omdat men er van uitgaat dat men op 14-jarige leeftijd beter georiënteerd zal zijn en dan wel de juiste keuze zal maken. Het is echter bijzonder naïef om te denken dat een 14-jarige minder druk zal ervaren van de ouders dan een 12-jarige bij zo’n belangrijke levenskeuze en bijgevolg zal het aantal juiste keuzes slechts een marginale stijging kennen. Altijd zullen ouders hun kinderen sturen naar de hoogst mogelijk haalbare richting, ook al is het onrealistisch dat men de eindmeet haalt in die richting, want men redeneert: “Dan heeft hij/zij dat toch ten minste gehad.”

Allemaal leuk, maar hoeveel gaat dat kosten?


De kosten om het instrument te ontwikkelen zullen beperkt zijn, aangezien de NGO KhanAcademy (khanacademy.org) hier reeds ver gevorderd in is. Zij hebben reeds een bibliotheek van 3000 filmpjes, het leerlingenvolgsysteem en resultaten van proefprojecten waaruit blijkt dat het voorgestelde systeem een enorme impact heeft op de manier van onderwijzen waardoor de sterken excelleren en de zwakkeren geremedieerd. Men zou dus vooral moeten investeren in de ontwikkeling/vertaling van de filmpjes en de integratie van het instrument in het onderwijs.

Om dus reeds een concreter beeld te krijgen van de hervorming, surf naar khanacademy.org en leer daar over de basisoptelling tot en met integralen op universitair niveau, de financiële crisis, over banken, over geschiedenis, fysica, chemie, ... Het belangrijkste is echter dat je ervaart hoe klein de wereld wordt, hoe stil het is en makkelijk is om te concentreren. Een samenvatting van hoe ver men in Amerika staat kan je vinden op http://www.khanacademy.org/about

Aangezien de software dus reeds bestaat, is er nog 1 grote kostenpost die in de miljoenen oploopt. Het zijn de kosten die gemaakt moeten worden voor het voldoende voorzien van hardware: een toestel om te kunnen surfen en internet. Middelen ter vervulling van dit doel moeten eerst gaan naar deze groepen die niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om daar zelf in voor te voorzien. De laptop kan ingekocht worden door de school, die deze dan ter beschikking stelt tegen een huurprijs. Met een paar miljoen kom je al een hele weg.

Besluit


De voorgestelde hervorming werkt pijnpunten op een efficiënte, effectieve en sociale manier weg. Efficiënt omdat het investeringen zijn die slechts 1 maal moeten gebeuren. Effectief omdat problemen opgelost worden en niet louter uitgesteld. Het is nieuwe wijn, geen oude wijn in nieuwe zakken. Sociaal omdat het meer sociale interactie toelaat en omdat er menselijk kapitaal vrijgemaakt wordt om de zwakkeren te remediëren en het toelaat om de sterkeren die ook de zwaarste lasten zullen moeten dragen, te laten excelleren.

Het grootste voordeel aan de voorgestelde hervorming is dat het verlies aan potentieel wordt geminimaliseerd doordat iedereen op zijn eigen tempo de stof kan verwerken. Het betekent een persoonlijke onafhankelijke en permanente toegang tot de kennis.

De klasrevolutie bestaat uit twee grote veranderingen: De vervanging van het boek door audio-visueel materiaal en de flexibilisering die daardoor kan opgebouwd worden.

Hoe ver men gaat in de voorgestelde hervorming hangt af van de beleidsmakers. Uit de analyse blijkt dat de voorgestelde hervorming superieur is aan de hervorming van het ministerie. De voorgestelde hervorming lost de gezamelijke pijnpunten effectiever op en bovendien nog veel andere.

zaterdag 12 mei 2012

De Arco-waarborg



Inleiding: Dit is een paper in het kader van mijn grondige studie economisch recht. Het handelt over de toetreding van de Arco-vennootschappen bij het depositogarantiestelsel. Dit houdt concreet in dat het kapitaal dat aandelen van toegelaten coöperatieve vennootschappen vertegenwoordigen gegarandeerd is. In het werk worden eerste de feiten op een rijtje gezet, vervolgens wordt de argumentatie van de regering onderzocht en ten slotte worden de standpunten van de Raad van State en de Europese Commissie toegelicht.

 

De Arco-waarborg en het gelijkheidsbeginsel door Alexander C. m.m.v. S. Glas en H. Tilley

 

1. ACHTERLIGGENDE FEITEN

A. De vennootschapsstructuur

De groep Arco is opgericht binnen de christelijke werknemersorganisatie ACW en verdedigt de financieel-economische belangen van haar vennoten, waaronder 800.000 particulieren. De groep neemt de vorm aan van een coöperatieve holding die drie coöperatieve vennootschappen overkoepelt: Arcofin CVBA, Arcopar CVBA en Arcoplus CVBA. De twee laatste zijn financieringsvennootschappen, terwijl Arcofin de investeringsarm is van de groep. De investeringen van de groep bestaan uit participaties in bepaalde sectoren van algemeen belang en uit een obligatieportefeuille. De belangrijkste investering (en voor dit werk de relevantste) is echter de participatie van 13,9% in Dexia NV. 

B. Invloed van de crisis

Het uitbreken van de mondiale financiële crisis liet België niet onberoerd en al vlug kwam Dexia in de problemen. Toen Dexia zelf geen kredieten meer kon ophalen, moest ze noodgedwongen verzoeken om Belgische en Franse staatssteun in de vorm van een kapitaalinjectie en een waarborg op haar verbintenissen. Na een tussenpoos bleek zelfs dit niet voldoende en in oktober 2011 belandde Dexia na negatieve berichten weer in een liquiditeitscrisis. De Belgische poot van de groep, Dexia Bank België, werd daarbij genationaliseerd door de Belgische staat.

C. Reglementaire achtergrond: uitbreiding van de depositobescherming

Bij het uitbreken van de financiële crisis begin 2008 noteerde een Dexia aandeel tegen €15. Een jaar later was dit nog net €3 en momenteel kan men een aandeel tegen nog geen €0,20 aanschaffen.
De Arco-groep zag hierbij het overgrote deel van haar investering in rook opgaan. Om tegemoet te komen aan de zorgen van de vele particuliere vennoten stelde de regering in oktober 2011, bij Koninklijk Besluit[1], het stelsel van depositobescherming open voor erkende coöperatieve vennootschappen. De drie Arco-vennootschappen gingen prompt in op deze uitnodiging en zijn sindsdien beschermd.
Deze wending wekte veel verbazing. Het depositobeschermingsstelsel werd immers ingevoerd met het doel banken te behoeden voor een bank run, waarbij spaarders in tijden van crisis en paniek plots al hun middelen afhalen, wat tot een liquiditeitscrisis kan leiden. Later werd dit stelsel ook uitgebreid tot spaarverzekeringen (tak-21 verzekeringen). Nu konden voor het eerst ook particuliere vennoten genieten van de depositobescherming.
Met de vereffening van de Arco-vennootschappen eind vorig jaar werd de depositobescherming zeer actueel. Het stelsel zal immers de tekorten van de particuliere vennoten na vereffening moeten opvangen, een verbintenis die volgens schattingen tot 1 miljard euro kan oplopen.


2. DE ARCO-WAARBORG STAAT OP GESPANNEN VOET MET HET GELIJKHEIDSBEGINSEL

Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke situaties op dezelfde manier dienen te worden behandeld en dat verschillende situaties op een verschillende manier dienen te worden behandeld. Om na te gaan of er sprake is van een ongelijke behandeling dienen aldus beide situaties onderzocht te worden.


A. Statuten maken ‘Arco-run’ vrij onwaarschijnlijk

Ter verantwoording van het Koninklijk Besluit, dat het depositobeschermingssysteem openstelde voor erkende coöperatieve vennootschappen, worden twee belangrijke argumenten ingeroepen. Het eerste argument wordt als volgt verwoord in het Koninklijk Besluit: “de ernstige dreiging van een systemische crisis (...) en de noodzaak om zo snel mogelijk de omvang en de gevolgen van de huidige crisis op de financiële markten te beperken en het vertrouwen in het Belgische financiële stelsel te vrijwaren (...)” De belangrijkste functie van het depositobeschermingsstelsel is de stabiliteit van het financiële stelsel te waarborgen en een zeker vertrouwen te wekken bij de beleggers en spaarders. Deze stabiliserende functie is dan ook de rechtvaardiging van het stelsel, namelijk het vermijden van een bank run.
Het eerste argument komt er op neer dat het niet beschermen van de Arco-aandelen tot gevolg zou kunnen hebben dat de Arco-aandeelhouders massaal uittreden wanneer de vennootschap in financiële moeilijkheden komt. Dit zou op zijn beurt een zeer grote destabiliserende werking kunnen hebben op het financiële systeem. Deze stabiliserende functie is echter niet van toepassing in het geval van Arco. De statuten[2] van de drie Arco-vennootschappen wijken immers af van het suppletieve artikel 367 W. Venn. De statuten van de drie vennootschappen voorzien namelijk dat de vennootschappen een uittreding en uitbetaling van het kapitaal kunnen weigeren indien men daardoor een tiende van de aandeelhouders of van het kapitaal zou verliezen in hetzelfde boekjaar. Ook is een weigering van de uittreding mogelijk indien daardoor het voortbestaan van de vennootschap in het gevaar wordt gebracht. Dit is een fundamenteel verschil met bankdeposito’s. Deze laatste zijn immers ten allen tijde opvraagbaar. Deze afwijking in de statuten maakt een Arco-run dan ook zo goed als onwaarschijnlijk.[3] Paniekuittredingen kunnen immers vermeden worden. De mogelijke stabiliserende werking kan dan ook bezwaarlijk worden ingeroepen ter rechtvaardiging van de toelating van de Arco-groep tot het garantiefonds.

B. Arco-beleggers zijn aandeelhouders en geen spaarders

Het tweede argument ter verantwoording van de toelating van coöperatieve vennootschapen tot de waarborg luidt als volgt: “De aandelen van bepaalde erkende coöperatieve vennootschappen hebben in bepaalde gevallen alle kenmerken van een spaarproduct (...) waardoor het verantwoord is om voor deze aandelen in een beschermingsregeling te voorzien gelijkwaardig aan deze die bestaat voor alternatieve spaarproducten, met name de bankdeposito’s en de verzekeringen tak 21.”
Het tweede argument is, met andere woorden, dat bankdeposito’s, tak 21-verzekeringen en Arco-aandelen dezelfde kenmerken hebben waardoor eenzelfde behandeling zich opdringt. De kenmerken waarvan sprake is, zijn de periodiciteit van de inkomsten en het verzekeren van de terugbetaling binnen bepaalde grenzen. Dit laatste kenmerk staat echter op gespannen voet met de juridische definitie van een aandeel.
Wanneer men de gelijkheid enkel baseert op deze twee kenmerken kan men de vraag stellen of nog andere zaken aan deze twee criteria voldoen. We kunnen bijvoorbeeld denken aan obligaties, aandelen in aandelen-/obligatiefondsen die een minimumkapitaal garanderen, pensioenfondsen en particulieren met een effectenrekening. Deze zaken genieten echter géén kapitaalwaarborg van de overheid, waardoor er sprake is van een ongeoorloofde discriminatie.
We kunnen dan ook besluiten dat Arco-aandeelhouders geen spaarders zijn maar wel aandeelhouders van een op winstmaximalisatie gerichte onderneming. Het feit dat het spaar-aspect zwaar wordt uitgespeeld bij het aan de man brengen van de aandelen impliceert nog niet dat het juridisch een spaarproduct is.
Aandeelhouders van het ‘goede huisvader aandeel’ Fortis hebben hun verlies moeten slikken. Alle andere aandeelhouders van Dexia, zowel direct als indirect, hebben hun verlies moeten slikken. Alle andere aandeelhouders en obligatiehouders in alle segmenten van de economie laten we verliezen slikken, ook al hebben deze een conjuncturele oorzaak. Het vrijwaren van het verlies van de Arco-aandeelhouders door het misbruiken van het depositobeschermingsstelsel zorgt dan ook terecht voor verontwaardiging en doorstaat de toets van de artikelen 10 en 11 van de grondwet niet.


3. BEOORDELING


A. Procedure voor de Raad van State


Dat de overheidswaarborg voor de Arco-groep op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel, vond ook de Vlaamse Federatie voor Beleggers (hierna: VFB). Zij startte een rechtsprocedure bij de Raad van State tegen het Koninklijk Besluit dat de bescherming regelt van de coöperanten van Arco. Een uitspraak van de Raad van State wordt verwacht tegen eind 2013, begin 2014.[4] De Raad van State dient de wettelijkheid van de waarborgregeling te onderzoeken. De VFB is van oordeel dat er sprake is van minstens drie onwettigheden. Zo is zij onder andere van mening dat de garantieregeling een discriminatoir onderscheid maakt tussen, enerzijds, de aandeelhouders in de Arco-groep die van de garantie zullen genieten en, anderzijds, alle ander private aandeelhouders van Dexia, die niet van de garantie zullen genieten. In tegenstelling tot de gewone aandeelhouders genieten de leden van de vakbond immers een voorkeursbehandeling omdat zij “arme spaarders” zouden zijn en geen “speculanten”. Het VFB daarentegen is van mening dat alle aandeelhouders en beleggers gelijk behandeld en beschermd dienen te worden. Immers, ook een belegging in Arco was een belegging in risicokapitaal. Dit ongeacht welke misleidende informatie men omtrent de veiligheid en zekerheid van de belegging had verspreid.
De VFB wil met haar actie het verworven voordeel van de aandeelhouders van Arco niet ontnemen. Noch wil zij dat alle aandeelhouders van Dexia automatisch hetzelfde voordeel verkrijgen. Wel streeft zij naar een verzoening tussen, enerzijds, de belofte aan de Arco-aandeelhouders en, anderzijds, de belangen van alle andere aandeelhouders. Over de wijze waarop de gelijkheid tussen de aandeelhouders dient te worden hersteld, doet de VFB geen uitspraak. Wegens de lange duur van de procedure voor de Raad van State beschikt men over voldoende tijd om te onderhandelen over een oplossing. Arco zelf heeft al publiekelijk verklaard open te staan voor onderhandelingen.


B. Europese verontwaardiging

De toetreding van Arco tot het garantiefonds lokte niet enkel verontwaardiging in het binnenland uit, maar trok ook de aandacht van Europa. Meer bepaald stuurde de Eurocommissaris voor Concurrentie, Joaquin Almunia, op 4 april 2012 een brief naar de Belgische overheid waarin hij, in naam van de Commissie, zijn verontwaardiging uitte over de steun aan Arco.
De Commissie vindt de waarborgregeling ‘niet geschikt, niet noodzakelijk en niet proportioneel’. Er wordt met andere woorden geen spaander heel gelaten van de beschermingsregeling. Zo wordt onder andere opgemerkt dat Arco nauwelijks heeft bijgedragen tot het beschermingsfonds en dat het werd toegelaten tot het stelsel toen het al insolvabel was[5]. Het lijkt er met andere woorden op dat er slechts een verzekering werd afgesloten nadat het onheil al was geschied. De Commissie twijfelt dan ook aan de ‘proportionaliteit’ van de steun.
De doorn in het oog van de Commissie is echter de mogelijke marktverstorende werking van de steun. De steun zou immers kunnen leiden tot een scheeftrekking van de concurrentie omdat coöperatieve banken door deze waarborg eenvoudiger kapitaal kunnen aantrekken of behouden dan andere banken. Aangezien andere aanbieders van beleggingsproducten geen dergelijke waarborg hebben, is het voor beleggers immers minder aantrekkelijk om bij hen te beleggen. Ook hier schuilt er aldus een ongelijkheid in de beschermingsregeling.
De Commissie is dan ook een onderzoek gestart om te onderzoeken of de beschermingsregeling al dan niet een verboden vorm van staatssteun uitmaakt. [6]
Aan de Belgische Regering werd een maand de tijd gegeven om te reageren op de brief. Mininster van Finäncien, Steven Vanackere, liet alvast verstaan dat hij de brief van de Europees Commissaris en de waarborgregeling zelf eerst grondig ging bestuderen om pas later, met voldoende kennis van zaken, te reageren.
Het is onduidelijk hoe de Regering zal reageren. Er lijken alvast twee opties te bestaan. Een eerste mogelijkheid is dat ze de visie van de Commissie volgt en dat ze aldus - met het oog op de bescherming van de Belgische belastingbetaler en het bewaren van de gelijkheid tussen beleggers - terug komt op de coöperantenbescherming. Een andere mogelijkheid is dat ze de argumenten van de Eurocommissaris Almunia wegwuift. Deze laatste optie lijkt het meest waarschijnlijk gezien de talrijke vertegenwoordiging van het ACW in de regering Di Rupo I. Een keuze voor de laatste optie zou echter betreurenswaardig zijn daar het alleen maar het vermoeden lijkt te bevestigen dat sommige beleggers dan toch meer gelijk zijn dan andere beleggers.


4. BESLUIT

Concluderend kunnen we stellen dat er in het toelaten van de Arco-groep tot het deposito-waarborgfonds een fundamentele ongelijkheid schuilt. Het argument dat deze toelating een stabiliserende functie heeft, heeft ons – gelet op de statuten van de Arco-vennootschappen – niet kunnen overtuigen. Ook het tweede argument dat stelt dat de Arco-beleggers als arme spaarders dienen te worden aanzien, kon ons niet overtuigen. Het valt niet te motiveren dat sommige beleggers wel kunnen schuilen onder de paraplu van vadertje staat en anderen niet. We volgen dan ook de kritiek die uit binnenlandse én buitenlandse hoek waait.



[1] Koninklijk besluit van 10 oktober 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito’s en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten houdende de uitbreiding van de beschermingsregeling tot het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, B.S. 12 oktober 2011.
[2] Zo stipuleert artikel 10 van de statuten van Arcoplus: “ (…) De uittreding mag evenwel worden geweigerd als door de uittreding meer dan 1/10 van de vennoten of meer dan 1/10 van het geplaatst kapitaal in de loop van het zelfde boekjaar zou wegvallen, als het kapitaal van de vennootschap daardoor zou worden teruggebracht tot een bedrag dat lager is dan het vast gedeelte van het kapitaal zoals vastgesteld door artikel 5 van onderhavige statuten, als daardoor het getal der vennoten zou worden herleid tot minder dan drie of als zij de vereffening van de vennootschap tot gevolg zou hebben of het bestaan ervan in het gedrang zou brengen (…)”. Beschikbaar op http://www.groeparco.be/website/groeparco/assets/files/arcoplus/statuten_arcoplus.pdf (geraadpleegd op 1 mei 2012).
[3] k. Van Geyt, “Arcowaarborg botst op grenzen depositobescherming”, Juristenkrant 25 januari 2012, 10-11.
[4] k. Van Geyt, “Arcowaarborg botst op grenzen depositobescherming”, Juristenkrant 25 januari 2012, 10.
[5] Arco sloot pas op 13 oktober 2011 aan bij het Belgische beschermingssysteem. Op dat moment was het al duidelijk dat het faliekant zou aflopen met Dexia. 
[6] Persmededeling IP/12/347, State aid: Commission opens in-depth investigation into a Belgian protection scheme for shareholders of financial cooperatives, Brussel, 3 april 2012, http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/12/347&aged=0& (geraadpleegd op 30 april 2012).

zaterdag 21 april 2012

#PVDD - Symptoom van een zieke, hypocriete media


Met veel afkeer aanschouwde ik deze week de berichtgeving met betrekking tot Pol Van Den Driessche. Zonder dat zelfs maar enige officiële aanklacht bij de bevoegde instanties werd neergelegd - laat staan een vonnis, nagelden de zelfverklaarde kwaliteitsmedia mijnheer Van Den Driessche aan de publieke schandpaal. Zonder proces uiteraard, want de meerderheid van de media heeft lak aan de rechtsstaat. Hoewel, naar mijn aanvoelen, lijkt de media in de meeste gevallen te leven naar het motto: “Eigen vol..., oei, rechten eerst”. Het gaat me in deze zaak niet om de persoon van Van Den Driessche, maar om het symbool Van Den Driessche. 

De rechtsstaat voor non-juristen.

Elke burger (natuurlijke persoon) in ons land heeft, of men het nu wil of niet, een resem rechten ter zijner beschikking welke hij of zij kan inroepen voor een rechtbank. Recht op onderwijs, vrijheid om te contracteren met wie je wilt, recht op een eerlijk proces,... Tegenover deze hoop rechten, staan ook een aantal verplichtingen. Het naleven van het verkeersreglement bijvoorbeeld. Naast deze rechten en plichten, gelden ook bepaalde vermoedens. Het meest gekende, belangrijke en fundamentele voor onze rechtsstaat, moet het vermoeden van onschuld zijn.

Ook vennootschappen, opgericht met het doel een materieel voordeel te verschaffen aan de aandeelhouders, volgen dit principe. Vennootschappen zijn in dezelfde mate onderhevig aan verplichtingen ingeschreven in de wet, decreet, ordonnantie,... Deze samenwerkingsvormen dienen zich dus ook te schikken naar de, om een voorbeeld te nemen, strafwet. Uiteraard staan tegenover deze verplichtingen, net zoals bij burgers, een hele hoop rechten (in de mate dat het verenigbaar is met hun wettelijke en statutaire specialiteit - zo is het voor een rechtspersoon niet mogelijk om te huwen). Zo ook geldt dit voor vennootschappen wiens hoofdactiviteit er uit bestaat om nieuws te vergaren, verspreiden en te verkopen. Vrijheid van drukpers en vrijheid van meningsuiting geldt dus in dezelfde mate voor hen.

Persvrijheid

Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting werden en worden danig belangrijke waarden geacht, dat de wetgever ze heeft vastgelegd en geïnstalleerd in de wetgeving. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting worden gehandhaafd omdat het volk ze essentiële waarden acht. Niet alleen voor de democratie, maar eveneens voor henzelf. Persvrijheid zonder vrijheid van meningsuiting is als even hol en nutteloos als vrijheid van meningsuiting zonder persvrijheid. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat mensen op een degelijke, snelle, wijdverspreide en onafhankelijke manier geïnformeerd kunnen worden waarbij aan de auteurs een grote bescherming wordt geboden. Drukpersmisdrijven, worden voor het Hof van Assisen gebracht, ergo beoordeeld door een volksjury. De praktijk is echter anders. Drukpersmisdrijven worden maar zelden voor het Hof van Assisen gebracht, waardoor de auteur/journalist, althans op strafrechtelijk gebied, min of meer functioneert in het Wilde Westen waarbij hij als enige een revolver draagt.

With great power, comes great responsibility.

Net doordat de enige revolvers in het Wilde Westen de facto aan een groep cowboys van dezelfde strekking zijn uitgedeeld, hangt het lot van de wapenlozen af van het ongerepte cowboygedrag van die groep.  De schade die de revolvers aanrichten, hangt dus in grote mate af van het geweten en ernst van de bezitters van de wapens, maar ook van de beschikbare munitie. Vertaald naar de huidige samenleving vertolken auteurs/journalisten de cowboys en vormen lezers de beschikbare munitie. Ondanks dat gewone auteurs, waarvan ik een uitmaak, steeds meer lezers bereiken dankzij social media, zijn het nog steeds de journalisten die over heuse wapendepots beschikken.

Burgers kunnen dus enkel hopen dat het geweten van onze beroepsschrijvers uitmuntend is, uiteraard aangevuld met een brede kijk op de wereld en een flinke portie kennis. "Van aandeel tot zwijgrecht" (bron 9lives.be/forum - slogan door JPV), een goed journalist weet wat de begrippen inhouden, of heeft in elk geval weet van het bestaan ervan. En nét daar loopt het mis. Als afgelopen dagen mij een iets duidelijk is geworden, dan is het wel de bloedarmoede die heerst in het vak. De meest essentiële fundamenten waarop onze (rechts)staat gebaseerd is, lijken niet gekend bij een grote groep in de journalistieke wereld.

Eigen vol.., oei, rechten eerst én tevens laatst.

Bepaalde journalisten mogen dan wel niet volledig vertrouwd zijn met de ultieme basisprincipes van het recht, een recht is zeker gekend en dat is de heilige vrijheid van de drukpers. Dat deze vrijheid geput wordt uit dezelfde (inter)nationale wetgeving als degene waar het vermoeden van onschuld is in neergelegd, is niet geweten of wordt vergeten. Dat diezelfde wetgeving de procedures regelt welke de rechterlijke macht in staat stelt een vonnis of arrest te vellen, wordt ook vergeten en doet eigenlijk ook niet ter zake. Waarom zou een officiële aanklacht nodig zijn, wanneer het oordeel vloeiende uit mijn pen de publieke opinie stuurt?

Het is duidelijk, klachten zijn van de vorige eeuw. Weg ermee! Het enige wat een journalist vandaag nodig heeft, is een informele aanklacht die 20-25 jaar na datum van de vermeende feiten wordt gelanceerd. De journalist zorgt vandaag wel voor een uitspraak en het proces (zonder tegenspraak liefst).  Deze zelfgefabriceerde uitspraak wordt dan als waarheid verkocht, zowel letterlijk als figuurlijk.

Gevolgen, quoi?

Dat de media reeds enige tijd zeer ernstig ziek is, valt op. Journalisten stoppen het ook niet echt meer weg. Gevolgen voor de personen in kwestie zijn ondergeschikt aan persoonlijke of redactionele roem en het voeden van de sensatiezucht. Dat bleek onlangs ook uit een optreden van Leo Stoops als moderator op een justitiedebat georganiseerd door CDS-Gent. Mijnheer Stoops stelde mijn inziens terecht, dat Assisen een vreemd systeem is, waarop hij een vergelijking poneerde: "Wanneer u een griepje heeft, gaat u bij de huisarts. Wanneer u neuro-chirurgie nodig heeft, gaat u bij een neuro-chirurg. Een ultieme specialist. In Assisen-zaken is het net omgekeerd." Sterk geredeneerd Leo, tot daar volgde ik. Het vervolg stemde me echter droef: "Maar als journalist is het natuurlijk een speciaal spel."

Daarop vroeg ik hem: "Mijnheer Stoops, u zegt als jurist overtuigd te zijn dat Assisen bij de huisarts langsgaan is, voor hartchirurgie en dat een hervorming zich opdringt. Vindt u het in die wetenschap niet vreemd dat u, het reeds moeilijke proces voor de volksjury, nog moeilijker maakt door massale media-aandacht aan een zaak vooraf te laten gaan en hen te beïnvloeden? Is het niet in het belang van de beschuldigde, dat u zich vrij afzijdig houdt van zo een proces?"

Het antwoord fundeert mijn bovenstaande bewering: "Het volk heeft recht op maatschappelijk relevantie informatie". Dat Stefaan De Clerck en Sven Mary in de lach schoten toen Stoops antwoordde met "ja" op mijn tweede vraag die luidde of melden dat er niets te melden valt ook maatschappelijk relevant is, stemde me zeer tevree en benadrukt de wereldvreemdheid waarmee sommige journalisten rondlopen. Een wereldvreemdheid waarbij cijfers belangrijker zijn dan een correct juridisch verloop van zaken. Een juridisch verloop dat nota bene een gigantische impact vormt in een mensenleven.

"Ik ben akkoord met het bovenstaande, laten we de persvrijheid modaliseren en inperken!"

Het antwoord is neen, net doordat persvrijheid een essentieel en waardevol goed is, moeten we het in zijn meest mooie vorm behouden. Hervormingen in de vorm van wetswijzigingen zijn in dit opzicht niet gewenst en dienen binnen de Raad voor Journalistiek te onstaan. Ze kunnen zich veruitwendigen in een nieuwe deontologie en een aangepaste opleiding voor aspirerende journalisten, zowel op de universiteit als op de hogeschool. Ze mogen mijn inziens echter niet wettelijk afgedwongen worden. Het is door blogposts - waarschijnlijk van een beter niveau dan deze - dat we bepaalde journalisten een geweten kunnen én moeten schoppen. Niet alleen in het belang van Pol Van Den Driessche, maar in dat van ons allemaal. In het belang dat een betoog gefundeerd op het vermoeden van onschuld niet langer door een journalist als dwaze praat wordt bestempeld.

Disclaimer:
Indien een van de personen hierin vermeld, in het meest uitzonderlijke geval recht van antwoord wenst, kan hij mij steeds bereiken via Twitter (@mitchellhoefman). Het antwoord zal in onaangepaste vorm gepubliceerd worden.








maandag 12 maart 2012

Will the real Slim Sh..., N-VA please stand up?

Reeds enige tijd bestaat ophef omtrent de wijzigingen aan artikel 195 van de grondwet. Niet geheel onterecht luiden sommige juristen, professoren, maar ook oppositiepartijen waaronder de N-VA van Bart De Wever, de niet-juridische alarmbel. Alle middelen lijken goed te zijn om de huidige problematiek onder de aandacht te brengen. Optredens in Terzake, De Zevende Dag, zelfs een motie bij de Raad van Europa. Op zich zeer nobele initiatieven die men louter hoort toe te juichen. Desondanks heb ik toch problemen met de houding van een van de actoren in dit debat, zijnde de gisteren naar de hemel gepeilde N-VA.

Het tweedelig masker van de Nieuw Vlaamse Alliantie 

Deel 1.

Niet zo lang geleden, aanhoorde ik met veel genoegen het voorstel van mijnheer Ben Weyts dat het mogelijk moest maken om, alvorens over te gaan tot een wijziging van artikel 195 grondwet (maar ik veronderstel dat zijn voorstel veel algemener was)j advies in te winnen bij de Raad van State. Een voorstel dat uiteraard niet op de steun van de meerderheid in de Kamer kon rekenen. Die bewuste zondag werd pijnlijk duidelijk dat de wijziging van artikel 195, juridisch helemaal niet zo stevig was als Servais Verherstraeten liet uitschijnen. Desondanks bleef de man volharden in de boosheid. Volgens de staatssecretaris was er geen vuiltje aan de lucht.

Onderworpen aan de macht van het getal zag mijnheer Weyts zijn voorstel in rook opgaan. Geen probleem moet hij gedacht hebben, ik stap naar de Raad van Europa. So far, met succes. De motie van mijnheer Weyts wordt met hoogdringendheid behandeld. Ten vroegste april dit jaar wordt een uitspraak geveld in deze zaak. (Ik kan nog steeds moeilijk vatten dat een Staat, die bij de eerste is om andere landen ondemocratisch te noemen omdat ze met hun grondwet sjoemelen, zich zelf bezondigt aan grondwetsfraude.)

Soit, ik was al eens blij dat een iemand het opnam voor de burgers. Niet alleen voor de Vlamingen, maar ook voor de Walen en de Brusselse bevolking. Mijnheer Weyts ontpopte zich tot de hoeder van de grondwet en bijgevolg in zekere mate van de rechtsstaat.  Een staat waarin politici ook gehouden zijn aan de wetten en de regels die ze gestemd hebben en zullen stemmen. Althans, die illusie ontstond na de episode van ongrondwettige verkiezingen opnieuw.

Deel 2.

Ben Weyts zijn woorden waren nog niet koud, of daar traden twee andere kopstukken van de N-VA op de voorgrond, zijnde Bart De Wever en zijn metgezel Siegfried Bracke. Beiden droegen ze herhaaldelijk een onmiskenbaar duidelijke boodschap uit: "Wint de N-VA in 2014, dan moeten de andere Vlaamse partijen ons volgen". Op zich lijkt dit logisch. Wordt de N-VA nog groter, slurpt ze de andere partijen toch maar op. Mocht men gisteren moeten stemmen hebben, is de N-VA compleet incontournable. Tot daar kan ik perfect volgen. Willen de heren en dames politici, nog een zekere schijn van respect ophouden voor de burger en de democratie erkent men de kreet van de kiezer- een kreet die nota bene in 2010-2011 genegeerd is.

Wat daarna volgde, was uitermate vreemd. De N-VA die reeds dagen bij monde van Weyts tegen de grondwetsfraude streed, bleek/blijkt zelf met het idee te spelen de grondwet opzij te schuiven in 2014, onder het mom dat de grootste wijzigingen in dit land gebeurden met miskenning van de grondwet. Waar de huidige meerderheid met 1 artikel speelt, willen Bart en zijn vrienden compleet tabula rasa maken. Deze operatie lijkt nu reeds te worden voorbereid. "Een rechtsstaat dient de democratie te dienen, en niet omgekeerd", daarom, weg met de grondwet in zijn geheel. Qua proportionaliteit kan dat wel tellen.

De gevolgen die deze - zou ik durven?- staatsgreep teweeg zou brengen zijn legio. Het belangrijkste gevolg is de rechtsonzekerheid en het verdwijnen van onze rechtsstaat - een die mij als jurist zeer nauw aan het hart ligt. Daarnaast verdwijnt ook, eventueel tijdelijk maar daar weet niemand het antwoord op, het principe van de scheiding der machten. De burgers in ons land, of wie weet meteen "Republiek Vlaanderen" worden overgeleverd aan de complete willekeur van een beperkte groep mensen. Mag ik dit een angstaanjagend idee vinden? Mag ik uitdrukken dat ik nooit zoveel vertrouwen in een groepje mensen zal stellen, dat ik al mijn verworven rechten op het spel zet? Ik kan niet met zekerheid zeggen dat de N-VA misbruik zou maken van de carte blanche die ze opeisen, maar ik kan ook niet met zekerheid zeggen dat ze er geen misbruik van zullen maken.

Stemadvies

Lieve Nieuw Vlaamse Alliantieleden, ik vraag jullie, wat zijn jullie eigenlijk van plan? Men kan niet op een onderwerp, twee meningen hebben die lijnrecht tegenover elkaar staan. Graag had ik geweten wat nu het officiële standpunt van de N-VA is en of ik mag rekenen op enige consequentie? Consequentie, een goed dat reeds lange tijd zoek is in jullie stiel. Kan de N-VA hier de kracht van verandering zijn, of blijven jullie hetzelfde discours van de gehekelde politici volgen waarbij onduidelijkheid de rode lijn is in het verhaal.

Mvg,

Een verontwaardigde burger.
 


zaterdag 3 maart 2012

Gaybashing



Overweldigend is mijn verontwaardiging elke keer een nieuw artikel de wereld wordt ingestuurd waaruit blijkt dat homo's alweer slachtoffer zijn geweest van zinloos geweld omwille van hun geaardheid.
Groot is ook mijn verontwaardiging/verbazing wanneer ik de open brief van Riadh Bahri lees. (klik)

Uiteraard maakt de schrijver correcte punten, laat dat voorop staan. De politiek heeft inderdaad gefaald en heeft veel te lang de kop in het zand gestoken. De enige partij die naar mijn aanvoelen de multi-cultiproblematiek aan de oppervlakte bracht, het Vlaams Blok (ondertussen Vlaams Belang gedoopt), deed het op een manier die racistisch was en mensen in een hokje plaatste. Net daarom (?) lieten de traditionele partijen alles zijn vrije gang gaan en speelden ze struisvogeltje, zolang ze maar niet geassocieerd werden met het discours van het Blok. Daar schuilden nochtans grootse opportuniteiten, waar het laten liggen ervan, bestempeld kan worden als schuldig verzuim.

Traditionele partijen stuurden de maatschappij niet en speelden niet in op ontwikkelingen met betrekking tot de "vreemdelingenproblematiek" met het gekende gevolg. Vandaag leven mensen met buitenlandse roots en mensen met binnenlandse roots naast elkaar in plaats van met elkaar. Vaak leeft een groot deel van de allochtoonse bevolking, die ondertussen al generaties lang Belg zijn, in moderne getto's.

Maar, ik praat niet graag over allochtonen in deze problematiek. Het is geen probleem van allochtonen. Het is een probleem van een deel van de allochtoonse bevolking en een probleem van een deel van de autochtoonse bevolking, een probleem des mensheid.

Volgens mij verdient elke mens dezelfde kansen, ongeacht hun afkomst. Daarom hou ik niet van de stigmatiserende term "allochtoons" in deze, daar deze constant in verband wordt gebracht met gewelddaden ten aanzien van homoseksuele mensen . Er zijn genoeg allochtonen die wel naar de Westerse waarden leven. Niet omdat ze moeten, maar omdat ze er in geloven.

Wat mij naast het begrip allochtoon, stoort in deze tekst en de tweets die ik wisselde met Riadh Bahri - met wie ik overigens geen enkel probleem heb - is dat de maatschappij de verantwoordelijkheid moet dragen van deze gewelddaden. Dan vraag ik mezelf af, is dat zo en waarom zou dat zo zijn?

Hier slaat meneer Bahri de bal mis. De maatschappij is helemaal niet verantwoordelijk voor het zinloze geweld dat gepleegd wordt ten opzichte van homo's. De verantwoordelijkheid van deze daden, ligt bij de dader individueel. Hij is het die beslist om mensen na te roepen, beslist om hen te slaan en hij is het die beslist om in uitzonderlijke gevallen iemand te vermoorden. Door de maatschappij de verantwoordelijkheid te laten dragen laat men deze daders vrijuit gaan, of zorgt men in elk geval voor gedeelde aansprakelijkheid.
Gedeelde aansprakelijkheid wordt gepercipieerd als een deel straffeloosheid voor de dader.
Het is een fundament in het strafrecht dat elkeen verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden (bepaalde uitzonderingen niet te nagesproken zoals artikel 71 Sw.). Het omgekeerde voorop stellen zou mijn inziens leiden tot hallucinante situaties waarbij niemand nog aansprakelijk is voor de gerichte gewelddaden die hij of zij pleegt. Laat het duidelijk zijn dat geen enkele situatie een gewelddadig optreden kan verantwoorden in situaties waarbij geen enkel gevaar voor de eigen of andermans fysieke integriteit dreigt.

Daarnaast is gaybashing ook een veel specifieker probleem dan in de tekst van Bahri naar voor komt. Het gaat hier helemaal niet om een externalisering van de problemen die werkloosheid en kansarmoede met zich meebrengen, omstandigheden die meneer Bahri aanhaalt als oorzaken van dit probleem. Het gaat hier om het specifiek viseren van mensen met een andere geaardheid. Een die niet strookt met het levensbeeld dat de dader erop nahoudt. Als ik de berichtgeving van "kwaliteitsmedia" mag geloven, situeert het probleem zich ook niet in werkloosheid of kansarmoede, maar wel in de machocultuur die onder bepaalde groepen jongeren heerst.

Wanneer meneer Bahri de politiek dan toch een signaal wil geven, moet hij volgens mij dat op een juiste manier doen. Een open brief kan dat zeker zijn, maar dan wel een open brief waarbij de juiste conclusies worden getrokken en waarbij de bron van het probleem correct wordt aangewezen, zonder een maatschappij die vrijheid legifiërend hoog in het vaandel draagt, als zondebok te bestempelen.


Eindigen wil ik graag doen met dezelfde doelstelling die mijnheer Bahri in zijn laatste alinea stipuleert:
"Om erop toe te zien dat we over tien jaar wakker worden in een stad, een land, waar iedereen in verdraagzaamheid naast en met elkaar leeft."